vrijdag 12 augustus 2011

Onze geiten


We hadden kruidig weiland, we hadden stallen, dus toen de kinderboerderij geiten teveel had, die geslacht zouden worden, bracht J. er twee mee. Sara en Emma, een volbloed bonte geit en een halve Nubische. Ik herinner me nog hoe hij het erf op reed met in zijn werkbus twee nerveuze geitendames en een heleboel keutels. Het zou het begin zijn van een heuse kudde met op het hoogtepunt wel 16 geiten!
We hadden een mooie plek voor ze klaargemaakt in de grote schuur met lekker veel stro en kruidig hooi. Toch voelde ik me gek schuldig toen we ze daar de eerste avond achterlieten. Al mijn dieren mochten tot dan toe mee het huis in. Later, als volleerd boerin heb daar nog wel om gegrinnikt.
Ik studeerde in boeken “Alles over geiten houden”, “Geiten melken”, “Kaas je kaasje” en “Lekkere lamsvleesrecepten”.
Want jonge geitjes houden leek ons leuk, dus we brachten onze dames naar de bok, als ze “bokkig” waren. Dan mekkerden ze, hadden ze uitscheiding, gingen ze op elkaar rijden. Het was de kunst om van die bokkige dagen de meest vruchtbare uit te kiezen.
Dan gingen ze mee in onze kleine auto, achterbank neergeklapt, ging prima. Onderweg knabbelden ze tevreden aan onze oorlelletjes, de bediende bij de pomp dacht in een vluchtige blik een hond te zien staan. Tot ik hem als door een wesp gestoken ineens zijn hoofd zag draaien om beter te kunnen kijken. De verbazing op zijn smoel was onvergetelijk.
De terugtocht verliep iets minder comfortabel, want onze geit was dan na enig snuffel- en fleemwerk besprongen door een bok met enorme ballen. Twee, drie stoten en het was gebeurd. Mocht ze niet drachtig zijn dan was de nastoot gratis. En stinken! Met de raampjes opengedraaid probeerden we in de auto zo veel mogelijk door onze mond adem te halen.
Dat wist die agent niet, die ons aanhield. Hij boog naar het raampje en deinsde onmiddellijk terug. Van een afstandje maakte hij duidelijk dat we in overtreding waren. Geiten in auto’s vervoeren is kennelijk verboden, al zijn er honden die groter zijn. Met gelukkig slechts een waarschuwing op zak mochten we verder rijden.
Een bagagekarretje werd omgebouwd volgens de strenge regels met rubberen vloer, licht en ventilatiesleuven tot luxe geitenaanhanger compleet met aangeschroefd bord als teken van goedkeuring.
Daarmee gingen we op gezette tijden naar de bok, naar geitenkeuringen en naar de slachter…
Want er werden natuurlijk ook bokjes geboren en die gingen na een kort maar heerlijk leven van een paar maanden naar de slager en ze kwamen dan als diepgevroren pakketjes lamsvlees terug.
De eerste keer, toen we ’s ochtends heel vroeg de bokjes verzamelden en in de geitenkar dreven, was het met tranen in de ogen en een grote berg schuldgevoel. J. bleef het binnenbrengen bij de slachterij ook een moeilijk moment vinden. Dat moment liep ook enkele keren uit op een heuse wildwest door het nog slaperige dorp als onze geiten de provisorische hekken weer eens wisten te passeren.
Maar het went en we lieten ons het lamsvlees goed smaken, het is nog steeds onze favoriete vleessoort.
Veel mensen gruwden van het idee, waren geschokt door onze koelbloedigheid (ik had bijna getypt koelbloederigheid) en vertrokken vervolgens vrolijk naar de supermarkt voor een schouderkarbonaadje.
De bevallingen waren een jaarlijks hoogtepunt. Met de kalender in de hand rekenden we de vermoedelijke datum uit en dan was het een kwestie van goed observeren. Gingen ze schrapen met de hoeven over de grond, zakte de rug aan weerszijden van de staartwortel in, kwam er afscheiding uit de schede, dan stond het te gebeuren.
De eerste keren dachten we nog dat we de werpende geit bij de rest van de kudde moesten laten, dan voelde ze zich het meest op haar gemak. Tot een keer Sara, de stammoeder, eerder bij het jong was dan de moeder en het ging aflikken en besnuffelen en ze het vervolgens niet meer af wou staan. Daarna zetten we ze apart in de dieper gelegen boxen. Dan zat ik daar op de rand, op een kussentje want de betonnen schuurvloer trok heel koud door, en staarde ik soms uren naar de geitenkont.
Al gauw hebben we een systeem met een babyfoon ingesteld. De ene helft in de stal, de andere naast mijn bed. Sliep ik in met in mijn oor het krontsj, krontsj van hooimalende geiten. En als er een ging mekkeren, op een heel speciale manier, dan wist ik dat ze op lammeren stond. Dit systeem betekende wel dat Vera het laatst gedekt moest worden. Vera was doof en mekkerde al heel vroeg, soms dagen voor de bevalling, hard en onophoudelijk. Waarschijnlijk had ze dan wat vruchtwater verloren en die geur was voldoende om haar vocale moederinstinct los te maken. Ze krauwde ook onophoudelijk met haar poten over haar jongen als die gingen liggen, we moesten een kistje erbij leggen waar de jongen onder konden kruipen om wat rust te krijgen.
Het wende nooit, bleef zo bijzonder, de hoefjes in het vruchtvlies met het snuitje er op. Het meepersen met de moedergeit tot eindelijk de schoudertjes erdoor waren en het lam glibberend in het stro gleed. Neusje vrij maken, schoon laten likken door de moeder, die lauw water te drinken kreeg, dan kwam de nageboorte sneller. Die ruimden we meteen op, anders zou de moedergeit er ziek van kunnen worden. Met gewassen hand en onderarm, ingesmeerd met desinfecterend glijmiddel, bij de geit naar binnen om te voelen of het laatste lam wel het laatste was. Zo leerde ik het van de dierenarts, toen Sara ziek was na twee lammetjes geworpen te hebben en er een derde dood in de baarmoeder bleek te zitten.
Dan zitten genieten van de onhandige pogingen om op die relatief lange pootjes te gaan staan, maar vier tegelijk goed recht krijgen is best wel een klus. Het lukt iedere keer weer ongelooflijk snel, soms stonden ze al binnen een kwartier en dan is het duwen met het snuitje tegen je moeders lijf tot je een speen voelt waar melk uit komt.
Melken, ook zo iets dierbaars. In de gang van de stal hadden we met oud hout een melkbok gebouwd, zodat ik rechtop kon staan bij het melken. De geiten hadden heel gauw door hoe het werkte en kwamen braaf om de beurt de melkbok op. Dan leunde ik met mijn voorhoofd tegen die geitenflank, snoof de kruidige geur op van geitenzweet en werd vervolgens woest omdat ze weer eens met haar vuile poten in de melkemmer ging staan.
Dat melken moest, of ik ziek was of niet, bij windkracht 12 als de hele schuur staat te knallen en te kraken, de melk moest er uit. Ooit was ik voor mijn werk gastvrouw op een sjieke receptie in het provinciehuis. Schoudervullingen, witte blouse, lange rok, nette schoenen, helemaal af. Tegen vijf uur moest ik een geanimeerd gesprek afbreken met de woorden “Excuseert u mij heren, ik moet mijn geiten gaan melken.” Naar huis vliegen, laarzen onder de lange rok, de stal in, en een klein uurtje later meldde ik mij weer op de receptie, waar ze zich nog af stonden te vragen wat ik zo plotseling was gaan doen…

woensdag 10 augustus 2011

Bloemen van bramen


De zoete geur van de bloemen van bramen. (Als je het hardop zegt is het net een dichtregel). De bosbodem ruikt vochtig na de regens van de laatste dagen. Overal hoor je de piepjes van uitgevlogen jonge vogels. De egels doen zich ’s avonds tegoed aan de gevallen appels. Ze worden verraden door het nijdige kefje van Roef, die baalt dat hij een levende bal met stekels niet aan kan pakken.
In de contactgeluidjes van een familie koolmezen in de appelboom meen ik al een prille herfstsfeer te bespeuren. Ik hoop altijd dat ze de boom ontdoen van schadelijke rupsjes, maar moet met lede ogen aanzien hoe ze hier en dan weer daar met felle snavelstoten alle bereikbare appels uitproberen.
In de keuken staat eens schaal met groengele pruimen, waarvan ik me als ieder jaar afvraag wat ik er mee moet. Af en toe een rijpe pruim is lekker, maar zo veel….en er staan nog potten met jam van jaren terug….en ze worden best wel snel slecht.
Ook het weer hangt zo tussen zomer en herfst in en ik heb moeite mijn draai te vinden na de heerlijke vakantie in Frankrijk.
Een groene specht steekt zijn lange krachtige snavel steeds weer in het mierennest naast de zwerfkei bij de beek. Het is een jong, het rode kapje op zijn hoofd schemert nog maar net door de grijze veren. Hij heeft mazzel, net als de merel die zich even later met gespreide vleugels, de veren uitgezet, laat zakken boven op dezelfde mierenhoop om zich van parasieten te laten ontdoen.
Want de dag daarna gaan ze vliegen, de mieren. Een deel van hen heeft vleugels gekregen en stijgt op tot hoog in de lucht tegelijkertijd met duizenden andere mieren uit andere mierenhopen. Het levert een orgie voor de zwaluwen, die zich in grote groepen tegoed doen aan dit luchtplankton. Het is een prachtgezicht die wendbare zwenkende, af en toe stilhangende silhouetjes.
Hoe anders dan het beeld van de meeuwen die hetzelfde proberen, maar daar veel te lomp voor zijn. Ze lijken een beetje op de nijlpaarden in Walt Disneys Fantasia, die in tutu’s elegant proberen te dansen.
De border krijgt al een zweem van vergane glorie met tussen de bloemen heel wat bruinige vlekken van uitgebloeide bloemen en bladeren. Een aantal dappere plantjes is aan een bescheiden tweede bloei begonnen, sommige rozen, viooltjes, spoorbloemen.
Gelukkig klimmen de stokroosbloemen nog steeds omhoog, de dieproze variant is nog maar halverwege.

dinsdag 9 augustus 2011

Voor één keertje dan

De honden uitlaten. Pees in linkervoet doet veel pijn, maar hopelijk loop ik dat er uit. Lukt niet zo. Drie mensen met twee honden lopen me op het bospad tegemoet. Aardige mensen, met wie ik graag een praatje maak, maar ze blokkeren de doorgang en dat maakt me licht paniekerig. Als er een beetje ruimte komt slip ik erdoor en we geinen en kletsen een paar minuten. Veel korter dan ik zou willen, veel langer dan ik eigenlijk kan. Ze lopen door. Mijn benen voelen als ijzeren staven met prikkeldraad eromheen. Ik kan wel janken. Lopen, zitten, liggen, het kan eigenlijk allemaal niet. Alleen met de honden zet ik een paar stappen op het pad, met stijve benen, en dwars door de pijn heen ga ik verder.

Door deze ervaring wil ik doen wat ik altijd probeer te vermijden: klagen. Of minder negatief: onder woorden brengen waar ik in het dagelijks leven tegenaan loop met dit gemankeerde lijf.
Men zegt tegen iedereen die tegen beperkingen aan loopt “je moet je richten op wat je nog wel kan”. Zit wat in, maar er zijn dagen dat zo’n opmerking me hels kan maken.
Ik ga nu eens opsommen wat ik NIET kan. Staan, zo maar staan op beide benen, in een rij, voor een etalage, om een praatje te maken, bij een buffet, om gasten uit te zwaaien, om appels te plukken, gewoon staan, dat levert al na een halve minuut flinke trillingen op in de benen, het gevoel te zullen vallen, pijn in been- en voetspieren die verkrampen om toch overeind te blijven.

Stabiliteit zoeken in een ander deel van mijn lichaam met krukken of rollator is geen oplossing, want door mijn andere probleem, de bindweefselzwakte rond vooral de gewrichten, zijn schouders, ellebogen, polsen, vingers al permanent overbelast. Stijf, soms pijnlijk en dik door bindweefselzwellingen (en artrose, maar dat is een apart probleem).
Diezelfde bindweefselzwakte doet zich voor in bijna alle tussenwervelschijven, waardoor ook zitten alleen kan met hulpmiddelen. Een kussen om op te zitten, eentje in de onderrug en een voetenbankje om de lage rug uit elkaar te trekken. En drie keer per dag een half uur plat om de tussenwervelschijven de kans te geven weer wat vocht op te nemen.

Lopen kan, maar alleen als ik tamelijk snel de ene voet na de andere op de grond kan zetten, zodat de belasting per voet steeds maar even duurt. Slenteren is dus niet te doen. En het kan alleen dankzij de orthopedische, lompe schoenen die ik altijd aan moet. Fijn joh, ik hoef nooit meer schoenen te kopen! Behalve die schoenen heb ik ook een zilveren spalk, een dikke ring, die ervoor moet zorgen dat mijn vingers niet verdraaien en krom gaan staan.
Mijn enkels en knieën zijn dik van de zwellingen en de posturele spieren, de spieren die nodig zijn om te staan, zijn superhard en bobbelig als een wasbord. Gelukkig heb ik een fysiotherapeut die wekelijks probeert de schade te beperken.

Mijn lijf kost me permanent heel veel energie, waardoor ik bijna altijd moe ben en heel zorgvuldig mijn dagen moet plannen. De nachten kunnen heel onrustig zijn door de pijn en vooral de krampen in de aanhechtingen van spieren aan het borstbeen zijn heel pijnlijk en beangstigend.

Natuurlijk…ik heb bezigheden gevonden waar ik veel voldoening uit haal. Lezen, schrijven, zomaar genieten in de tuin, of aan het strand, mediteren, kletsen met lieve mensen die op bezoek komen, koken en bakken (en eten niet te vergeten…).
En als ik eens wegga, naar de film, uit eten of op visite, neem ik gewoon de spullen om te kunnen zitten mee, zo nodig inclusief een complete stoel.
Maar soms…soms vliegt het me aan.