vrijdag 4 november 2011

Striptease


November. De perenboom is als eerste leeg.
Haar kleren bijeengeharkt, opgepropt, weggekruid.
De gouden zon beschijnt rood, geel, oranje, bruin.
Blad valt. Gracieus in trage zigzaggang.
Of plotseling waaiend in grote groepen
Als een troep trekvogels in hun zucht naar het zuiden.
Boom na boom toont de naakte kroon
Glimmend bruine bast.
De bosbodem knispert, een dikke laag blad
Versierd met paddenstoelen.
De bosrand elke dag meer van kant
Pastels of felrode avondkleuren
Schijnen door.

dinsdag 13 september 2011

Retraite


Vanmiddag een zeldzame mooie nazomerzon.
Mijn meditatieoefeningen deed ik daarom bij de vijver, waar de waterlelies het lage zonlicht opslurpten en het water vonkjes schoot.
De oefeningen hebben betrekking op de drie basiskwaliteiten: vreugde/extase, diepe innerlijke vrede, en wakker zijn/je diep verbonden voelen met het leven in en buiten je.
Toen ik mijn ogen open deed hoorde ik een familie tjiftjaffen in de budleia met zachte piepjes communiceren, ik hoorde het binnensnavels oefenzingen van de zwartkop en toen ging een jonge tjif badderen in de beek. Hij vond een plekje precies diep genoeg, durfde even zonder rond te kijken lekker met zijn vleugels druppels water op te spatten.
Mij viel in hoe dit kleine geelgrijze vogeltje alle drie de kwaliteiten uitdroeg: vreugde, vrede (even niet bang zijn voor de sperwer) en levenslust.
Een mooi beeld om vast te houden als ik komende vrijdag voor een week de stilte op ga zoeken in een klooster. Een schoonheidsbehandeling voor mijn ziel.

Bij de foto: onze hond Bonnie (rechts) solidair met haar vriendje als die op zijn baasje wacht. Zo solidair is Bonnie niet altijd: gisteren ging ze nog op een chihuahua zitten!

vrijdag 12 augustus 2011

Onze geiten


We hadden kruidig weiland, we hadden stallen, dus toen de kinderboerderij geiten teveel had, die geslacht zouden worden, bracht J. er twee mee. Sara en Emma, een volbloed bonte geit en een halve Nubische. Ik herinner me nog hoe hij het erf op reed met in zijn werkbus twee nerveuze geitendames en een heleboel keutels. Het zou het begin zijn van een heuse kudde met op het hoogtepunt wel 16 geiten!
We hadden een mooie plek voor ze klaargemaakt in de grote schuur met lekker veel stro en kruidig hooi. Toch voelde ik me gek schuldig toen we ze daar de eerste avond achterlieten. Al mijn dieren mochten tot dan toe mee het huis in. Later, als volleerd boerin heb daar nog wel om gegrinnikt.
Ik studeerde in boeken “Alles over geiten houden”, “Geiten melken”, “Kaas je kaasje” en “Lekkere lamsvleesrecepten”.
Want jonge geitjes houden leek ons leuk, dus we brachten onze dames naar de bok, als ze “bokkig” waren. Dan mekkerden ze, hadden ze uitscheiding, gingen ze op elkaar rijden. Het was de kunst om van die bokkige dagen de meest vruchtbare uit te kiezen.
Dan gingen ze mee in onze kleine auto, achterbank neergeklapt, ging prima. Onderweg knabbelden ze tevreden aan onze oorlelletjes, de bediende bij de pomp dacht in een vluchtige blik een hond te zien staan. Tot ik hem als door een wesp gestoken ineens zijn hoofd zag draaien om beter te kunnen kijken. De verbazing op zijn smoel was onvergetelijk.
De terugtocht verliep iets minder comfortabel, want onze geit was dan na enig snuffel- en fleemwerk besprongen door een bok met enorme ballen. Twee, drie stoten en het was gebeurd. Mocht ze niet drachtig zijn dan was de nastoot gratis. En stinken! Met de raampjes opengedraaid probeerden we in de auto zo veel mogelijk door onze mond adem te halen.
Dat wist die agent niet, die ons aanhield. Hij boog naar het raampje en deinsde onmiddellijk terug. Van een afstandje maakte hij duidelijk dat we in overtreding waren. Geiten in auto’s vervoeren is kennelijk verboden, al zijn er honden die groter zijn. Met gelukkig slechts een waarschuwing op zak mochten we verder rijden.
Een bagagekarretje werd omgebouwd volgens de strenge regels met rubberen vloer, licht en ventilatiesleuven tot luxe geitenaanhanger compleet met aangeschroefd bord als teken van goedkeuring.
Daarmee gingen we op gezette tijden naar de bok, naar geitenkeuringen en naar de slachter…
Want er werden natuurlijk ook bokjes geboren en die gingen na een kort maar heerlijk leven van een paar maanden naar de slager en ze kwamen dan als diepgevroren pakketjes lamsvlees terug.
De eerste keer, toen we ’s ochtends heel vroeg de bokjes verzamelden en in de geitenkar dreven, was het met tranen in de ogen en een grote berg schuldgevoel. J. bleef het binnenbrengen bij de slachterij ook een moeilijk moment vinden. Dat moment liep ook enkele keren uit op een heuse wildwest door het nog slaperige dorp als onze geiten de provisorische hekken weer eens wisten te passeren.
Maar het went en we lieten ons het lamsvlees goed smaken, het is nog steeds onze favoriete vleessoort.
Veel mensen gruwden van het idee, waren geschokt door onze koelbloedigheid (ik had bijna getypt koelbloederigheid) en vertrokken vervolgens vrolijk naar de supermarkt voor een schouderkarbonaadje.
De bevallingen waren een jaarlijks hoogtepunt. Met de kalender in de hand rekenden we de vermoedelijke datum uit en dan was het een kwestie van goed observeren. Gingen ze schrapen met de hoeven over de grond, zakte de rug aan weerszijden van de staartwortel in, kwam er afscheiding uit de schede, dan stond het te gebeuren.
De eerste keren dachten we nog dat we de werpende geit bij de rest van de kudde moesten laten, dan voelde ze zich het meest op haar gemak. Tot een keer Sara, de stammoeder, eerder bij het jong was dan de moeder en het ging aflikken en besnuffelen en ze het vervolgens niet meer af wou staan. Daarna zetten we ze apart in de dieper gelegen boxen. Dan zat ik daar op de rand, op een kussentje want de betonnen schuurvloer trok heel koud door, en staarde ik soms uren naar de geitenkont.
Al gauw hebben we een systeem met een babyfoon ingesteld. De ene helft in de stal, de andere naast mijn bed. Sliep ik in met in mijn oor het krontsj, krontsj van hooimalende geiten. En als er een ging mekkeren, op een heel speciale manier, dan wist ik dat ze op lammeren stond. Dit systeem betekende wel dat Vera het laatst gedekt moest worden. Vera was doof en mekkerde al heel vroeg, soms dagen voor de bevalling, hard en onophoudelijk. Waarschijnlijk had ze dan wat vruchtwater verloren en die geur was voldoende om haar vocale moederinstinct los te maken. Ze krauwde ook onophoudelijk met haar poten over haar jongen als die gingen liggen, we moesten een kistje erbij leggen waar de jongen onder konden kruipen om wat rust te krijgen.
Het wende nooit, bleef zo bijzonder, de hoefjes in het vruchtvlies met het snuitje er op. Het meepersen met de moedergeit tot eindelijk de schoudertjes erdoor waren en het lam glibberend in het stro gleed. Neusje vrij maken, schoon laten likken door de moeder, die lauw water te drinken kreeg, dan kwam de nageboorte sneller. Die ruimden we meteen op, anders zou de moedergeit er ziek van kunnen worden. Met gewassen hand en onderarm, ingesmeerd met desinfecterend glijmiddel, bij de geit naar binnen om te voelen of het laatste lam wel het laatste was. Zo leerde ik het van de dierenarts, toen Sara ziek was na twee lammetjes geworpen te hebben en er een derde dood in de baarmoeder bleek te zitten.
Dan zitten genieten van de onhandige pogingen om op die relatief lange pootjes te gaan staan, maar vier tegelijk goed recht krijgen is best wel een klus. Het lukt iedere keer weer ongelooflijk snel, soms stonden ze al binnen een kwartier en dan is het duwen met het snuitje tegen je moeders lijf tot je een speen voelt waar melk uit komt.
Melken, ook zo iets dierbaars. In de gang van de stal hadden we met oud hout een melkbok gebouwd, zodat ik rechtop kon staan bij het melken. De geiten hadden heel gauw door hoe het werkte en kwamen braaf om de beurt de melkbok op. Dan leunde ik met mijn voorhoofd tegen die geitenflank, snoof de kruidige geur op van geitenzweet en werd vervolgens woest omdat ze weer eens met haar vuile poten in de melkemmer ging staan.
Dat melken moest, of ik ziek was of niet, bij windkracht 12 als de hele schuur staat te knallen en te kraken, de melk moest er uit. Ooit was ik voor mijn werk gastvrouw op een sjieke receptie in het provinciehuis. Schoudervullingen, witte blouse, lange rok, nette schoenen, helemaal af. Tegen vijf uur moest ik een geanimeerd gesprek afbreken met de woorden “Excuseert u mij heren, ik moet mijn geiten gaan melken.” Naar huis vliegen, laarzen onder de lange rok, de stal in, en een klein uurtje later meldde ik mij weer op de receptie, waar ze zich nog af stonden te vragen wat ik zo plotseling was gaan doen…

woensdag 10 augustus 2011

Bloemen van bramen


De zoete geur van de bloemen van bramen. (Als je het hardop zegt is het net een dichtregel). De bosbodem ruikt vochtig na de regens van de laatste dagen. Overal hoor je de piepjes van uitgevlogen jonge vogels. De egels doen zich ’s avonds tegoed aan de gevallen appels. Ze worden verraden door het nijdige kefje van Roef, die baalt dat hij een levende bal met stekels niet aan kan pakken.
In de contactgeluidjes van een familie koolmezen in de appelboom meen ik al een prille herfstsfeer te bespeuren. Ik hoop altijd dat ze de boom ontdoen van schadelijke rupsjes, maar moet met lede ogen aanzien hoe ze hier en dan weer daar met felle snavelstoten alle bereikbare appels uitproberen.
In de keuken staat eens schaal met groengele pruimen, waarvan ik me als ieder jaar afvraag wat ik er mee moet. Af en toe een rijpe pruim is lekker, maar zo veel….en er staan nog potten met jam van jaren terug….en ze worden best wel snel slecht.
Ook het weer hangt zo tussen zomer en herfst in en ik heb moeite mijn draai te vinden na de heerlijke vakantie in Frankrijk.
Een groene specht steekt zijn lange krachtige snavel steeds weer in het mierennest naast de zwerfkei bij de beek. Het is een jong, het rode kapje op zijn hoofd schemert nog maar net door de grijze veren. Hij heeft mazzel, net als de merel die zich even later met gespreide vleugels, de veren uitgezet, laat zakken boven op dezelfde mierenhoop om zich van parasieten te laten ontdoen.
Want de dag daarna gaan ze vliegen, de mieren. Een deel van hen heeft vleugels gekregen en stijgt op tot hoog in de lucht tegelijkertijd met duizenden andere mieren uit andere mierenhopen. Het levert een orgie voor de zwaluwen, die zich in grote groepen tegoed doen aan dit luchtplankton. Het is een prachtgezicht die wendbare zwenkende, af en toe stilhangende silhouetjes.
Hoe anders dan het beeld van de meeuwen die hetzelfde proberen, maar daar veel te lomp voor zijn. Ze lijken een beetje op de nijlpaarden in Walt Disneys Fantasia, die in tutu’s elegant proberen te dansen.
De border krijgt al een zweem van vergane glorie met tussen de bloemen heel wat bruinige vlekken van uitgebloeide bloemen en bladeren. Een aantal dappere plantjes is aan een bescheiden tweede bloei begonnen, sommige rozen, viooltjes, spoorbloemen.
Gelukkig klimmen de stokroosbloemen nog steeds omhoog, de dieproze variant is nog maar halverwege.

dinsdag 9 augustus 2011

Voor één keertje dan

De honden uitlaten. Pees in linkervoet doet veel pijn, maar hopelijk loop ik dat er uit. Lukt niet zo. Drie mensen met twee honden lopen me op het bospad tegemoet. Aardige mensen, met wie ik graag een praatje maak, maar ze blokkeren de doorgang en dat maakt me licht paniekerig. Als er een beetje ruimte komt slip ik erdoor en we geinen en kletsen een paar minuten. Veel korter dan ik zou willen, veel langer dan ik eigenlijk kan. Ze lopen door. Mijn benen voelen als ijzeren staven met prikkeldraad eromheen. Ik kan wel janken. Lopen, zitten, liggen, het kan eigenlijk allemaal niet. Alleen met de honden zet ik een paar stappen op het pad, met stijve benen, en dwars door de pijn heen ga ik verder.

Door deze ervaring wil ik doen wat ik altijd probeer te vermijden: klagen. Of minder negatief: onder woorden brengen waar ik in het dagelijks leven tegenaan loop met dit gemankeerde lijf.
Men zegt tegen iedereen die tegen beperkingen aan loopt “je moet je richten op wat je nog wel kan”. Zit wat in, maar er zijn dagen dat zo’n opmerking me hels kan maken.
Ik ga nu eens opsommen wat ik NIET kan. Staan, zo maar staan op beide benen, in een rij, voor een etalage, om een praatje te maken, bij een buffet, om gasten uit te zwaaien, om appels te plukken, gewoon staan, dat levert al na een halve minuut flinke trillingen op in de benen, het gevoel te zullen vallen, pijn in been- en voetspieren die verkrampen om toch overeind te blijven.

Stabiliteit zoeken in een ander deel van mijn lichaam met krukken of rollator is geen oplossing, want door mijn andere probleem, de bindweefselzwakte rond vooral de gewrichten, zijn schouders, ellebogen, polsen, vingers al permanent overbelast. Stijf, soms pijnlijk en dik door bindweefselzwellingen (en artrose, maar dat is een apart probleem).
Diezelfde bindweefselzwakte doet zich voor in bijna alle tussenwervelschijven, waardoor ook zitten alleen kan met hulpmiddelen. Een kussen om op te zitten, eentje in de onderrug en een voetenbankje om de lage rug uit elkaar te trekken. En drie keer per dag een half uur plat om de tussenwervelschijven de kans te geven weer wat vocht op te nemen.

Lopen kan, maar alleen als ik tamelijk snel de ene voet na de andere op de grond kan zetten, zodat de belasting per voet steeds maar even duurt. Slenteren is dus niet te doen. En het kan alleen dankzij de orthopedische, lompe schoenen die ik altijd aan moet. Fijn joh, ik hoef nooit meer schoenen te kopen! Behalve die schoenen heb ik ook een zilveren spalk, een dikke ring, die ervoor moet zorgen dat mijn vingers niet verdraaien en krom gaan staan.
Mijn enkels en knieën zijn dik van de zwellingen en de posturele spieren, de spieren die nodig zijn om te staan, zijn superhard en bobbelig als een wasbord. Gelukkig heb ik een fysiotherapeut die wekelijks probeert de schade te beperken.

Mijn lijf kost me permanent heel veel energie, waardoor ik bijna altijd moe ben en heel zorgvuldig mijn dagen moet plannen. De nachten kunnen heel onrustig zijn door de pijn en vooral de krampen in de aanhechtingen van spieren aan het borstbeen zijn heel pijnlijk en beangstigend.

Natuurlijk…ik heb bezigheden gevonden waar ik veel voldoening uit haal. Lezen, schrijven, zomaar genieten in de tuin, of aan het strand, mediteren, kletsen met lieve mensen die op bezoek komen, koken en bakken (en eten niet te vergeten…).
En als ik eens wegga, naar de film, uit eten of op visite, neem ik gewoon de spullen om te kunnen zitten mee, zo nodig inclusief een complete stoel.
Maar soms…soms vliegt het me aan.

zaterdag 16 juli 2011

De langste dag


Het is 21 juni 2011, de langste dag van het jaar. We zijn alweer bijna op de helft van onze vakantie in Buoux. De zevende keer aan de rand van een kleine vallei in een huisje, dat ooit koeienstal is geweest.
Veel geschreven heb ik niet, om te kunnen beschrijven heb je een observerende blik nodig en deze vakantie wilde ik liever ondergaan, opgaan in de omgeving, absorberen. Dat lijkt beter te lukken dan ooit, ik voelde me minder toerist en meer onderdeel van dit bijzondere stukje Frankrijk.
Je zou het verblijf hier kunnen beschrijven als een safari door een microjungle met daaroverheen de adembenemende landschappen (echt letterlijk zo mooi dat je vergeet adem te halen), de warmte, de geluiden en geuren, de kleurige markten, de aardige mensen, het lekkere eten.
Het is nu warm, het schermpje van mijn minicomputer weerspiegelt mijn dikke, blote buik. Het lijkt dit jaar wel weer fijner om hier te zijn dan ooit. Mogelijk door de ontspanning die de meditatieoefeningen opleveren, mogelijk ook doordat we steeds beter de omgeving kennen en ons aanpassen aan het ritme van de dagen hier.
Ieder dag lijkt een kostbaar kleinood, dat voorzichtig wordt uitgepakt tijdens het ontbijt op het nog ochtendkoele terras.
De inhoud wordt zorgvuldig maar ten volle geconsumeerd, met een bezoek aan een kleurrijke markt, rustige lees- en luiersessies of wandelingen door adembenemende landschappen vol lavendelgeur en (nu al) zagende cicaden, die de warmte omzetten in geluid.
Een lunch van brood met beleg, maar geenszins vergelijkbaar met een Hollandse boterhammaaltijd. Het is namelijk Frans brood met geitenkaasjes (demi-sec, gekruid met sariette of de in kastanjebladeren verpakte Banon), die we halen bij een geitenboerderij aan de overkant van de vallei. Of met een overheerlijke terrine, waarin foie gras zit maar daar probeer ik niet aan te denken. Of met een Bruschettapasta uit een potje van de markt in Apt.
Na de lunch rusten, mediteren en dan lezen of alleen maar kijken tot de zon het hele terras heeft veroverd en dan gaan we zwemmen.
De dag eindigt met een meestal zelf bereide maaltijd met ingrediënten die hier zo puur en goed zijn, dat het vanzelf lekker wordt, het timen van de ondergaande zon (in het begin enige minuten voor negen uur, op de langste dag 3 minuten erover) en met een tissane toekijken hoe de lucht langzaam verkleurt van licht naar donker met de Grote Beer twinkelend boven ons hoofd.
We luisteren naar de boomkikkers, die ieder met een eigen toon een avondconcert verzorgen. Ze doen me denken aan een scene uit de Muppetshow met pluche beestjes die hun neus als toeter gebruiken. Door de toeterende kikkers heen klinkt het hoge fluitende tju van de dwergooruiltjes en de zachte ratel van de nachtzwaluwen.
Dan pakken we moe van warmte en zon de dag voorzichtig in en gaan we slapen.

vrijdag 27 mei 2011

De tegenpartij

Rutte en Verhagen doen me steeds meer denken aan Jacobse en Van Es van de Tegenpartij. De slogans “Geen gezeik iedereen rijk” en “Samen voor ons eigen”, zouden niet misstaan in hun beleid dat bezuinigt door, zoals ik iemand hoorde zeggen “aan de onderkant te gaan schaven”.

Het laatste nieuws: subsidiekraan dicht voor ouderenbonden en patiëntenverenigingen, versimpelen ontslagrecht (het is dan aan de werknemer om te bewijzen dat het ontslag voor de organisatie geen noodzaak is!), een strenger gezinsherenigingsbeleid voor immigranten dan welk ander Europees land ook.

Stel er wonen rijken en minder rijken in een straat. Door een financiële crisis worden de minder rijken arm. Ze gaan vragen aan de rijken om te helpen met een lening. Rechts zegt de rijke “nee”, ik wil mijn grote huis, twee auto’s en drie vakanties niet inleveren, hoepel op. Vervolgens besteedt deze rijke een fortuin aan hoge hekken, bewaking en honden. De rechterkant van de straat wordt een beklemmend, verpauperend oord. De rijke aan de linkerkant zegt oké, ik lever een auto in en twee vakanties, zeg maar hoe ik je uit de brand kan helpen. Die kant van de straat is een gezellige buurt met gezamenlijke verjaardagen en barbecues.
Als jij de rijke bent, aan welke kant van de straat wil je wonen?

Het wordt hoog tijd voor een anti-tegenpartij, een vóórpartij. Vóór solidariteit, tolerantie, beschaving, bescherming van de zwakkeren. Vóór een visie op de langere termijn, waarin over de eigen schutting heen gekeken wordt.
Tegen een kabinet dat handelsbelangen, financiële belangen, zo voorop zet dat alles moet wijken. Zo gebrand op de macht. dat ze zich in het zadel laten houden met behulp van een fundamentele godsdienstige splinterpartij. Terwijl hun gedoogpartner voor het gemak maar even een hele godsdienst verkettert op grond van zo’n kleine fundamentalistische splinterpartij.

dinsdag 24 mei 2011

Natuur en Shrek


De koekoek roept in het bos.
Er zijn mensen, die een hekel hebben aan koekoeken, omdat ze hun ei door andere vogels laten uitbroeden. Dan leg je een menselijke norm op aan de natuur, die normloos is. Ik zie het al voor me: een monsterbaby, die kleinere babietjes uit hun wiegje het raam uit smijt en gulzig alle flesjes leegkolkt.
Aan een menselijke versie van eksters die een duivenbaby roven om die te verscheuren en op te voeren aan hun eigen jongen wil ik niet eens denken.

Nee, beter maar niet in mensenbeelden vatten, die natuur.
Die staat bol van angst, op de hoede zijn, geweld. Helemaal niet de zoetgevooisde kwinkelende vogeltjes en poezelige eekhoorntjes uit Walt Disneyfilms als Sneeuwwitje.
In Shrek maken ze hier ook heel geestig korte metten mee: een overdreven fluitende vogel explodeert en de drie schattige eitjes uit het nest liggen even later in de koekenpan. Even later worden een slang en een kikker opgeblazen als ballonnen.

Niet dat er geen gehechtheid en zorg voorkomt bij dieren, er komen zelfs steeds meer gedocumenteerde verhalen van empathie bij dieren als olifanten, chimpansees en zelfs koolmezen kennen burenhulp.

Er broedt een paar grote bonte spechten in een boomstam vlakbij ons bruggetje.
Het is een iep, deze winter is de top omgeknakt en daardoor is de boom van binnen gaan rotten. Een halve meter onder het breukvlak zit een klein mooi rond gat waar de hele dag afgrijselijk gepiep uit klinkt. De ouders zie je als zwartwitrode schichten af en aan vliegen langs de bosrand. In de winter hebben we voor misschien wel dezelfde specht onze pindavoedersilo aangepast. We hebben er een stuk hout van onder aan gezet, zodat hij een steunpunt had voor de staart. Misschien danken we daaraan de eer van dit nest!
Vanmorgen zag ik de ekster rondscharrelen bij het spechtengat en ik moet bekennen: ik heb hem weggejaagd. Een volkomen willekeurige daad, waarmee ik de eksterjongen een smakelijk hapje specht heb onthouden.

maandag 23 mei 2011

Paalscholver


Op zondagmorgen zijn wij bijna de enigen, die in een normaal tempo door bos en duin voortbewegen. Nou, ja, normaal…onze oude hond Bonnie en ik doen het kalmpjes aan, vooral als we op de strandovergang helling op gaan. Helling af gaat Bonnie in telgang weer voor me uit. Ze ziet er van achteren uit als het rode plastic olifantje dat we vroeger hadden. Als je het op een vlakke helling naar beneden zette ging het helemaal vanzelf lopen waggelend naar links en naar rechts.

Alle anderen joggen, lopen hard, in felle rode en roze kleuren en een geurwolk van wasverzachter en deodorant. Je hebt de dames, die zich niet te moe maken zodat ze er nog volop bij kunnen kletsen en je uitbundig goedemorgen wensen. De oudere heren, die rood aangelopen maar amper een goedemorgen er uit kunnen persen, de geoefende atleten in een strak zwart pak, die met prachtige lange gebruinde benen en in soepele tred passeren met een professioneel knikje.

Op het strand gun ik mijn inmiddels pijnlijk gespannen beenspieren even rust door op een hooggelegen paaltje van het paalhoofd uit te rusten. Mijn favoriete moment is het hoogtij, als het water tot vlak voor mijn voeten golft. Heerlijk, die malse geluiden van het af en aan wevende water.
Op de kop van het paalhoofd op de linker hoge paal staat een aalscholver met zijn vleugels wijd, alsof hij zo van een wapenschild is gestapt.

Toen God de watervogels schiep mochten ze kiezen. Of ze kregen een vetklier bij hun stuitje waarmee ze hun verenpak vet konden houden, zodat ze niet nat en koud konden worden. Of ze kregen geen vetklier, maar konden dan wel heel diep duiken naar vis.
Bijna alle vogels kozen voor het vette verenpak, alleen de aalscholver, die wou diep kunnen duiken. Dus moet hij na een duik z’n verenpak in de wind en de zon wijd uitgespreid laten drogen.

Als mijn rug na een paar minuten aangeeft lang genoeg gezeten te hebben zonder ondersteuning loop ik terug naar de trap over de duinen, waar een puffende rode man met kopkleppen op omhoog, omlaag en weer omhoog spurt.
Bonnie en ik laten hem voorbij komen, als we halverwege staan uit te rusten, eh, van het uitzicht genieten. De aalscholver vliegt alweer en vormt een zwarte pijl die in het zeewater schiet op zoek naar vis.

zondag 22 mei 2011

Schoon schrift


Gisteren kreeg ik van ons regionale dagblad de PZC een pen opgestuurd wegens meer dan 15 jaar trouwe klandizie. Hij is zilverkleurig en precies goed van dikte voor mijn stramme vingers. Om te kijken hoe hij schrijft krabbelde ik iets op de envelop.
Toen drong tot me door hoe weinig we meer schrijven met een pen en hoe een handschrift daar onder lijdt. Het mijne tenminste. Totaal geen vloeiend schrift meer, hotseknots geschreven letters die in alle richtingen wijzen.

Af en toe een voor anderen onleesbaar boodschappenlijstje of een verjaardagskaart, waar ik extra mijn best op doe, meer schrijf ik niet met de hand. Alle teksten komen nu op zacht rammelende toetsen tot stand.
Aan het begin van mijn beroepsleven tikte ik met aanzienlijk meer kracht op de hamers van typemachines, die nogal eens met elkaar verstrengeld raakten. Tussen de vellen zat dan een carbonpapiertje. Corrigeren ging met witte lak. Niks kopieermachines of printers of mail, een koerier kwam de teksten ophalen.

En, op gevaar af heel oud te lijken, mijn schrijfcarrière begon op de lagere school met een inktpotje met schuifje rechts boven in de hoek van de lessenaar en kroontjespennen, waarvan de puntjes altijd heel snel krom gingen staan. Eindeloos reeg je letters met vloeiende lijnen aan elkaar tussen de lijntjes. Om het teveel aan inkt af te vegen had je inktlappen, zeemleren lapjes, de rijkere kinderen kochten ze bij V en D met een leuk figuurtje er op. Ik had er een van stukken zeem door mijn moeder aan elkaar genaaid. En altijd blauwe inktvingers.

Even mezelf tot de orde roepen, zoals we in ons gezin zeggen als iemand het over “die goede oude tijd” gaat hebben: “Moet je de maan zien, opa!” “Ja, jongen, mooi, maar je had hem voor de oorlog moeten zien!”

Benieuwd wat ik van de PZC krijg als ik over een paar jaar een kwart eeuw klant ben!

dinsdag 17 mei 2011

Senuwelijer

Als een foltering snerkt de pijn door het binnenste van mijn linkeroor dzjing, dzjing, gecombineerd met felle scheuten over de linkerhelft van mijn schedel, zelfs mijn haar doet pijn. Het geheel wordt begeleid door een strakke pijn in mijn linkerkaak en een dikke keel die van elke slikbeweging een hachelijke onderneming maakt. De lymfeklier aan de linkerzijkant van mijn hals lijkt op een ei dat ik in zijn geheel heb doorgeslikt en dat daar is blijven steken.
Een klassiek beeld, constateert de huisarts vrolijk, en schrijft antibiotica voor.

En dat allemaal omdat ik op een spin ben gaan liggen.

Pardon? Ja, u leest het goed, ik ben niet aan het hallucineren, niet overgestapt op fictie of horror, het is echt begonnen tien dagen geleden met zeven pijnlijke bobbels onder op mijn achterhoofd.
Insectenbeten, stelde de huisarts toen vast.

Wat er waarschijnlijk gebeurd is: zaterdagavond ben ik als gewoonlijk op de bank in de tuinkamer gaan liggen. Mijn hoofd raakt het kussen precies op de rand waar later de insectenbeten gevonden worden. Een spin, misschien wel de uiterst giftige langpootspin of trilspin, of een wants of een ander beest heeft klemgezeten tussen mijn schedel en het kussen. Waar ze normaal gesproken niet door mensenhuid heen kunnen bijten, is het in de felle noodreactie en door de tegendruk van mijn hoofd dus wel gelukt. Zeven keer. Op een plek waar weinig tot geen vlees zit, dus ook weinig doorbloeding is, waardoor het zenuwgif moeilijk afgevoerd kon worden.

In de loop van de dagen erna is mijn afweersysteem over zijn toeren geraakt door de lichaamsvreemde stof. Met bovenomschreven resultaat.

Ironisch genoeg gebeurde dit bijna tegelijk met de publicatie van het blog, waarin ik de manier waarop wij met beestjes omgaan, en dan met name de teken, buiten verhouding angstig genoemd heb.
Ik moet bekennen dat die nonchalance nu even ver te zoeken is. Ik geloof dat ik me aansluit bij de leden van de boeddhistische orde, die met bezems de grond vegen voor hun voeten. Dat doen ze, zeggen ze, om geen diertjes dood te trappen.
Nou, ik weet nu nog een reden…

Het zal wel weer overgaan.

vrijdag 13 mei 2011

Boze tongen

Waarschuwing: kan schokkende elementen bevatten!

Eenacter:
Situatie: lounge van sjiek hotel-restaurant. Twee heren met embonpoint in leunstoelen voor de open haard met een “mooie” cognac en sigaar na zakendiner (declaratie: 125 euro per persoon exclusief wijn).

“Amice, zullen we tot slot nog even wat zaken afregelen? Heb jij de lijst bij je?”
“Ja, natuurlijk, eens kijken, we hebben er al heel wat gehad. De jong-gehandicapten, natuur- en milieuclubs, die Bleker doet dat meesterlijk hè, de theaters, huurders, muziekscholen, zorg, kunstenaars, studenten, ontwikkelingssamenwerking, vredesmissies, de pgb-ers, onderwijs, uitkeringen…
Heb je gehoord van die truc van de UWV? Die betalen gewoon hun uitkeringen 10 dagen later en zegt dan dat dat niet uitmaakt voor de uitkeringstrekkers! Goed, hè, levert miljoenen op!”
“Ja, en dan tonen ze nog hun begrijpende gezicht door het te doen vlak nadat de mensen hun vakantiegeld hebben gekregen, kunnen ze daarmee zelf het gat dichten.”
“En geen linkse haan die er naar kraait. Dat stemt me hoopvol voor ons nieuwe project, ook zo geniaal bedacht. We laten de lagere en middeninkomens gewoon zelf betalen voor de cultuursector door een loterij uit te schrijven. Werkt geheid, je speelt in op de oerbehoefte van de mens: geld. Je schrijft wat matige geldprijzen uit en de rest is gewoon subsidie die wij niet hoeven te betalen.”
“Dat sluit ook mooi aan bij onze vraag om meer kansspelen, dat brengt pas geld in omloop en dat moeten we hebben. Daarnaast kunnen de bijstand en WW omlaag. Dat is goed te verkopen nu er zo veel werklozen bijkomen met al die ontslagen, het wordt onbetaalbaar anders. Denk je dat de tijd al rijp is voor de zesdaagse werkweek en vermindering van vakantiedagen, of moeten we even wachten tot de. pensioenleeftijd omhoog is.”
“Dat lijkt me beter dan werken we ondertussen stilletjes aan het verbeteren van het klimaat.”
“Eh…o, bedrijfsklimaat bedoel je, je laat me even schrikken. Ja, de vennootschapsbelasting kan flink omlaag, meer subsidies naar bedrijven en de topsalarissen moeten nu toch stevig stijgen, niet met die armzalige 15 procent van vorig jaar.”
“Wordt aan gewerkt. Heb je trouwens de nieuwste spot van de VVD gezien: wij stellen orde op zaken in Nederland, of zoiets, goed gevonden, toch.”

NB. Elke gelijkenis met bestaande personen, situaties, partijen of visies berust op waargeschreven krantenartikelen.

dinsdag 10 mei 2011

Afdaling

Er zijn niet veel televisiebeelden, waarvoor ik mijn ogen afwend.
Of eigenlijk, als ik er over nadenk, toch wel: vechtpartijen, operaties, vieze beelden, moorden, penalty’s na twee verlengingen, ik hoef het niet allemaal te zien.
En dan heb je nog spannende episodes, waarbij ik mijn handen voor de ogen doe, maar tussen de vingers door blijf kijken. Alsof het dan minder eng is.
Maar in mijn top vijf van allerengste beelden staan zeker de verslagen van afdalingen bij wielerwedstrijden.

We kijken graag naar wielerwedstrijden, vooral als onze favoriete Franse streken voorbij komen met af en toe een mooi helikoptershot. Het liefst volgen we de reportages op de Belgische televisie, daarvan vinden we de commentaren gemoedelijker (sorry Mart Smeets). Maar bij afdalingen heb ik altijd iets dringends te doen in de keuken, doodeng, die snelheid, die kwetsbaarheid, een steentje, een vleugje olie, het kan zo maar fataal zijn.

Gisteren heb ik voor het eerst een radioverslaggever huilend zijn verhaal horen doen. Het was op de Belgische radio vlak na de bekendmaking dat Wouter Weylandt, een boom van een vent, 26 jaar, bijna vader van zijn eerste kindje, de val bij een afdaling niet had overleefd in de derde etappe van de Giro, de etappe die hij precies een jaar geleden won in Middelburg.

Ik herinner me de prachtbeelden nog, de sliert kleurige fietsers over de Zeelandbrug en de dammen, de blauwe lucht en de glinsterende zee. Ik was trots op ons mooie Zeeland, het was een feestelijke dag.

En dan nu, zo veel droefenis, het ongrijpbare contrast tussen sport, jeugd, kracht en de meedogenloze dood.
Stilletjes, onder het aardappelschillen, huilde ik mee met de verslaggever.

maandag 9 mei 2011

Wachten op regen

Gisteren ’s ochtends, zondagochtend, het gras gemaaid (let’s kill the daisies) geheel tegen onze gewoonte en behoefte in om de zondag als rustdag te respecteren.
Reden: het weerbericht.
Het gazon en een aantal planten smachten naar het zilveren vocht. Als je je oor te luisteren legt bij de brede droogtescheuren in de grond kun je het vast horen.
En…na een uitvoerige studie op diverse buien- en andere weersites…ja, er werd na vele weken droogte regen voorspeld! Onweersbuien zelfs. Inderdaad zag je de wolken in de verte aankomen. Ze hingen nog in het zuidwesten, maar het zou om 13 uur laag tij zijn en dan kwamen de buien vast “met het water mee”. Hoewel ik geboren ben in Brabant, voel ik me echt een Zeeuw, als ik eb en vloed zo in het dagelijkse leven invlecht.
’s Middags zongen de merels uit volle borst en dat vonden we een goed teken. Nu de koekoek nog, zeiden we, en jawel vijf minuten later klonk ook zijn regenvoorspellende roep. Bovendien had ik expres de was buiten gehangen, vanuit het statistische gegeven, dat die vaak, als we even niet opletten en hij bijna droog is, natregent. Het kon eigenlijk niet mis gaan, maar toch: niks.
’s Avonds was het nog lekker buiten, maar we haalden alle kussens vroeg naar binnen, want nu zou het toch wel komen. Op een paar spetters na bleef het droog. Bij het slapen gaan verheugde ik me al op het tikken van regendruppels op het dak.
In bed zag ik een scène voor me uit de film Jean de Florette. Jean erft een huisje op het platteland in de Provence. Hij trekt er heen met zijn gezin en weet een aardig bestaan op te bouwen met het verbouwen van groente en het kweken van konijnen. Tot een heftige droogte alles dreigt teniet te doen. Met een ezeltje ploeteren ze dagelijks door de witte hitte begeleid door snerpende cicades om water uit een bron te halen. Tot op een nacht donderklappen Jean uit zijn slaap halen. Buiten verlichten felle bliksemschichten de eerste dikke druppels in het stof. Jean is buiten zichzelf van vreugde, maar ziet dan de wolken en de regen over de hellingen verdwijnen.
Vanmorgen jubelden de vogels over onze droge tuin. Maar er hingen veelbelovende grijze wolken. Toen ook die wegsmolten en vrij baan gaven voor weer een prachtige, zonnige dag, nam ik mijn verlies.
Met twee, drie, vier gieters verleende ik eerstewaterhulp bij slaphangende planten.
Een sproeier zetten druist tegen mijn zuinige, anti-drinkwaterverspillende aard in.
Bovendien…voor morgenochtend worden flinke buien voorspeld!

zondag 8 mei 2011

Buiten verhouding


“Jasses, het is een beest”, roept de buurvrouw.
Ze tilt haar rechterbeen op en plet het ongedierte met de bal van haar rechtervoet.
Haar snelheid en precisie doen routine vermoeden.
De vloerbedekking is hoogpolig en licht van kleur. Het beest een grijsglimmend bolletje, een met donkerroodbruin bloed volgezogen teek.
Op de betreffende plek ligt sindsdien een kleedje.

J. is meer dan tien jaar geleden besmet door een teek. Zijn hartklachten zijn daar vermoedelijk onder meer de gevolgen van. De gevaren van besmetting met Lyme door tekenbeten zal ik nooit onderschatten. Maar met lange mouwen en pijpen en dichte schoenen aan, en een dagelijkse controle, kan er eigenlijk weinig misgaan. Zeker als je op de paden blijft en niet zoals J. de hoge graslanden doorstruint (daar kan je hem met geen tien paarden vandaan houden, wat overigens onlangs een nieuwe populatie van de Grote vosvlinder heeft opgeleverd (foto)!).

Met verwondering zie ik hoe buiten verhouding groot de angst kan zijn voor beesten en teken in het bijzonder. “Ik kom wel op visite, maar ik laat de kinderen thuis, jij hebt zo’n grote wilde tuin, daar zitten vast teken”, zei een collega.
Het was dan ook te voorspellen dat de teek vorige week met voorsprong won bij de verkiezing van het meest gehate dier.

We zijn niet meer gewend om te gaan met risico’s in het algemeen, en natuurlijke gevaren in het bijzonder. We hebben onze inentingen, verzekeringen, gifspuitbussen, versteende tuinen, weeralarm. Met bleekmiddelen en mierenlokdoosjes weren we enge kriebels en bacterieën uit ons huis.

Het gekke is, in de zomervakantie stellen we straks onze eigen bloedjes van kinderen in een volgepakte auto met een slingerende caravan erachter en een vermoeide pa achter het stuur bloot aan gevaar op overvolle wegen.

Er is kennelijk groot gevaar en klein gevaar. Voor het laatste zijn we het meeste bang.

vrijdag 6 mei 2011

Wandelen 2


Mijn belevenissen buiten de deur beperken zich grotendeels tot wat ik op de dagelijkse wandeling meemaak. Dat lijkt saai, en is het soms ook, maar er zijn wandelingen bij…
Gisteren banjerden we over ons kleine paadje naar het voetpad, een tocht die in deze tijd van het jaar vaak afgelegd moet worden met een vuilniszak voor de benen als het fluitenkruid nat is. Met de huidige extreme droogte is dat niet nodig. Wel dekt J. de lenzen van zijn verrekijker af tegen de druppeltjes plakkerige honing.

Op het voetpad ontmoeten we al meteen een van onze “wandelkennissen”, alles bij elkaar een groep van zo’n dertig mensen al dan niet met honden, waar we regelmatig een praatje mee maken. Hij vertelt ons vrij abrupt dat hij een ernstige ziekte heeft, maar dat de chemobehandelingen bijna afgerond zijn. We schrikken ervan, horen hem aan en wensen hem veel sterkte. Meer kan je op zo’n moment niet doen.
Verder wandelen we, genietend van het lage morgenlicht tussen de bomen op het meer dan manshoge fluitenkruid.

Opeens, als ook bij mij doordringt dat ik een bijzonder vogelgeluid hoor, een geluid dat me bekend voorkomt maar dan in Zuid-Frankrijk, schreeuwt J. “Een wielewaal!” om vervolgens volkomen overbodig te mimen en gebaren “Het zijn er twee”. De welluidende beetje droevige klanken galmen door het bos, we krijgen de bijna tropisch ogende geelgroene vogels jammer genoeg niet te zien.

We vangen een verloren gelopen Bernersennenhond op en wijzen hem welk pad zijn bazin genomen heeft.

Op het nu stoffige zandpad is het moeilijker de reeënsporen te zien dan in de modder (foto), maar meestal lukt dat wel, en met veel geluk zelfs een of twee reeën in levende lijve, altijd een magisch moment.
Voor ons uit een konijn, hij ziet ons en gaat redelijk op zijn gemak de duinen in. Roef trekt aan de riem en keft zijn speciale jachtblafje.
Hoog boven onze hoofden escorteert een groep kraaien een havik hun territorium uit. De zwartkop tettert onze oren doof met zijn welluidende, maar erg harde liedje om vervolgens in een struik vlakbij zijn alarmroep te laten horen: een geluid alsof iemand twee steentjes hard tegen elkaar ketst.
Ja, ja, we gaan al.
Hoezo saai?

dinsdag 3 mei 2011

Mistral


Een etentje bij een restaurant is voor ons nog steeds een bijzondere gebeurtenis.
Je trekt wat moois aan en verheugt je op een avond lang culinair genieten en goede gesprekken. Een enkele keer gebeurt het wel eens, dat het hoofdgerecht wordt opgediend, terwijl je de laatste lepel soep nog moet wegslikken en dat ze bij het opdienen van het dessert al vragen of je nog koffie wil. In nog geen anderhalf uur sta je beteuterd buiten met nog een hele avond voor de boeg.

Zo’n lente hebben we nu.

Het is 3 mei en de blauwe regen laat zijn bloemblaadjes al vallen!
Bloesem is weg, de lammetjes lijken al schapen, de koekoek, zomertortel en gierzwaluw zijn al gesignaleerd.
Ik bivakkeer in mijn hoekje onder het rieten afdak en kom bijna niet meer binnen.
Het is al weken zonnig en de koude, harde wind uit het oostnoordoosten lijkt zelfs op de Zuidfranse mistral compleet met hardblauwe, bijna paarse lucht en scherp licht. In het gazon gapen grote droogtescheuren, dus ik wacht nog met het maaien van het gras (door ons ook wel “killing the daisies” genoemd).
Onze nog voornamelijk groene tuin wordt met de dag weelderiger. Het tuinonderhoud bestaat simpel uit het in evenwicht houden van een groot aantal woekerende plantensoorten.

Een beschrijving van deze planten en onze tuin laat zich het best uitvoeren in klanken, de klanken van de plantennamen:

Maagdenpalm, vrouwenmantel, vrouwebedstro, marjolein, iris,
robertskruid, spoorbloem, valeriaan, wederik, gele plomp, moerasvergeetmeniet, zevenblad, lis, dotterbloem, gele dovenetel, wilgenroosje, smeerwortel, stokroos, varen, geranium,
slangenlook, hondsdraf, wolfsklauw, snoekkruid, wolfsmelk, paardenbloem.

En om weer culinair te eindigen:
zuring, venkel, munt, lookzonderlook, citroenmelisse, salie, lavendel, tijm, perzikkruid.

woensdag 27 april 2011

Turtle


Met twee, drie stappen stond ik bij de boekenkast en ik kon haar nog net opvangen. Onze oude schildpadpoes Turtle, 16 jaar, lag daar bovenop te slapen. Min of meer onbewust had ik iets vreemds geregistreerd in haar bewegingen, toen ze wakker werd en voelde ik dat ze er af zou gaan vallen. Ik zette haar voorzichtig op de grond. Daar draaide ze een paar rondjes, tegen de klok in, en ze wankelde groggy verder.

Pas de volgende morgen, toen ze nog steeds heel afwezig was en rondjes draaide, realiseerden we ons dat ze waarschijnlijk een herseninfarct gehad had. Een volle dag ben ik vlak bij haar gebleven. Ze stond vaak stil te zwaaien, niet wetend wat ze wilde gaan doen, ze sprong niet meer op een stoel of tafel, ze was zich niet bewust van wat zich rechts van haar bevond en gleed zo de beek in. Ik merkte dat er nog wel een paar vaste herkenningspuntjes waren, de plekken waar ze altijd kon drinken, haar etensbak, een favoriet slaapplekje in de zon. Ik leidde haar van de een naar de ander, maakte binnen een slaapmandje klaar op de grond.
’s Avonds blokkeerden we het kattenluik, zetten er een kattenbak voor, zodat ze ’s nachts niet kon verdwalen of in de problemen komen. De volgende morgen lagen de brokstukken van het kattenluik tot ver in de keuken en madammeke was buiten! Ze had het luik gewoon gesloopt!
Stukje bij beetje bewoog ze zich beter, sprong weer op de stoel, al bleef ze haar momenten van vervreemding houden.

In die dagen heb ik gedacht dat mensen na een herseninfarct ook zo één op één begeleid zouden moeten worden, gewoon thuis met de eigen vaste patronen en plekken als houvast om weer te herstellen.

Inmiddels is Turtle weer ver de oude, ze klimt in de appelboom en gaat daar op een tak liggen om met een pootje naar je te slaan. Ze verstopt zich ’s avonds weer achter de heg van de buren om de honden de stuipen op het lijf te jagen.
Ze heeft humor die kat.

Ze kwam bij ons 15 jaar geleden op een bijzondere manier.
Op een maandagochtend loopt een collega van J. fluitend naar zijn werkbus, die hij vrijdags had neergezet zonder op te ruimen, want het was laat geworden. Hij draait de sleutel in het slot en als hij de deur opendoet schiet zijn hart in zijn keel: een katje komt krijsend en met de vier pootjes helemaal gestrekt de bus uit gevlogen.
Zo komt Turtle bij ons op de boerderij, waar ze zich ontwikkelt als een echte jachtkat. Drie dagen bivakkeert ze naast een fazant tot hij helemaal op is. In de lente roeit ze konijnennestjes uit. Als ik haar gespeel met het krijsende konijntje niet meer aan kan horen, stuur ik Sjakie de hond er op af om het beestje snel dood te maken. Ze sleept ook onderdelen van konijnen het huis in. Ik loop mopperend speelgoed op te ruimen en denk een knikker op te rapen, voel ik dat het een geleiachtig bolletje is: het oog van een konijn!

Ze krijgt een nestje, zes jongen, we hebben maar een bestemming gevonden voor drie, dus drie babypoesjes gaan in een afgesloten doosje met watten met ether waar ze zacht weer inslapen. Ik vond het moeilijk om te doen en had er later spijt van, want Sjakie dacht dat het piepende muisjes waren en heeft twee poesjes doodgebeten.

Turtle is onzekerder en aanhaliger geworden na haar infarct en als ze weer erger afwezig is dan normaal, vermoeden we dat ze weer een wat kleiner infarct heeft gehad. Maar ze geniet van de warme lente, en zoals op een recente foto te zien is: ze klimt weer de bomen in.
Als ze zo dicht bij me komt zitten op de tafel dat haar snorharen mijn wang kietelen en ik haar motortje zachtjes hoor spinnen, voelt het als een privilege dat zij eventjes zo in mijn aura (en ik geef toe in het zonnetje…) wil zijn.

Haar plekje hoog op de boekenkast hebben we voor de zekerheid maar gebarricadeerd.
Zoals te verwachten is….met boeken. Natuurgidsen om precies te zijn.

dinsdag 26 april 2011

Filosofietje


Voor het eerst dit seizoen een uur alleen doorgebracht op een bijna leeg strand bij het strandhuisje, dat we huren. Van alle zintuigen bij de zee vind ik het luisteren het belangrijkste: het pok-pok-pok van een boot, de lange halen op en neer van de branding met steeds daartussen het sssshhhh-geluid van water dat uitwaaiert over schelpen en zand, het staccato kieieuuu-kieieuuu van de meeuwen.
Als je tussen de palen van het strandhoofd door loopt hoor je een zacht geruis, het is het sluiten van de zeepokken op de paal als jouw schaduw eroverheen valt.
Zittend op mijn stoel, het safarihoedje diep voor mijn ogen getrokken tegen de nog laagstaande zon, laat ik mijn geest heerlijk freewheelen, filosofeer ik een beetje over van alles en nog wat.
Laatst hoorde ik over een nieuw fenomeen: de denker/filosoof des vaderlands, analoog aan de dichter des vaderlands. Natuurlijk is het een publiciteitsstunt van dagblad en tijdschrift. Mijn jongste zoon en vriendin zeiden – Geld verdienen met nadenken, dat willen we ook wel. Denken doen we toch, maar dan vrijwillig, weet je wat, we noemen het vrijwilligerswerk, staat goed op onze cv. -
Maar toch vond ik het een sympathiek idee.
Laten we naast alle waan van de dag, alle hectiek, het constant alleen maar reageren op wat er gebeurt, eens tijd nemen om dingen te duiden, om te reflecteren, om te zeggen hé wacht eens, wat was ons doel ook al weer, waar zijn we eigenlijk mee bezig.


Ik heb zo mijn eigen filosofietjes. Zo heb ik bedacht dat er vier pijlers zijn waar ons bestaan op steunt:
1. doen,
2. denken,
3. voelen
4. en verbinden.
In deze tijd is doen erg op de voorgrond, alles moet actief, zelfs onze vakanties. Als iemand met pensioen gaat haast hij zich iedereen gerust te stellen en te verzekeren dat hij zeker niet achter de geraniums zal gaan zitten. Wat is daar mis mee? Behalve dan dat geraniums niet mijn favoriete planten zijn, vind ik het heerlijk om de wereld te beschouwen en de tijd te hebben om te reflecteren.
Een deelnemer aan een quiz zei laatst dat zijn hobby was zo veel mogelijk niks doen, ik kon die man wel zoenen.
De vierde pijler, daar heb ik lang over nagedacht hoe ik die zou noemen. Verbinden…en dan bedoel ik allerlei vormen van verbinden. De andere drie pijlers met elkaar verbinden, maar ook je weer verbinden met je eigen kern, met de mensen om je heen, met muziek, natuur. Het kan door te mediteren, maar ook bij een voetbalwedstrijd of popconcert kan je je verbonden voelen.
Mooi was de ontdekking dat religie letterlijk verbinding betekent!

vrijdag 22 april 2011

Bloesem en rozen


De wind sneeuwt witte bloesemblaadjes.
Ik zit in de schaduw van de appelboom, het is zomers warm.
Een koolmeesje met een bek vol hondenhaar uit het korfje dat we hebben opgehangen zit vlakbij. Hij is onderweg naar het nestkastje waar hij de laatste hand legt aan de inrichting. Zo richt hij verscheidene kastjes in, waar hij zijn vrouwtje langs leidt zodat zij de definitieve keuze kan maken. Tijdens de rondleiding stelt ze zich aan als een babyvogeltje, piepend en trillend met de vleugeltjes, bedelend om een lekker hapje als een kindvrouwtje. Het zijn net mensen, die vogels.

De lucht is vol van bloemengeuren, bloesem, viooltjes, blauwe regen.
Eigenlijk ging ik zitten voor mijn meditatieoefeningen, om me met de ogen dicht te concentreren op de chakra’s en mantra’s. Maar ik kan alleen maar luisteren en kijken en ruiken en zijn in die lenteweelde.

Weer een vlaag appelbloesemblaadjes, ze voelen fluwelig aan.
Ik zie voor me hoe ik als klein meisje meeliep in een processie in de kloostertuin. In mijn witte communiejurk, een mandje met rozenblaadjes in de hand.
Die blaadjes had ik verzameld in onze eigen tuin, tot mijn moeders ontzetting zo van de bloeiende rozen getrokken, want ik moest rozenblaadjes meebrengen. Dat had Mère Angela zelf gezegd!
Het zal een Mariafeest zijn geweest, niet Maria Hemelvaart, dat is in september want dat was mijn naamdag en ik herinner me dat de processie in de vroege zomer was met dezelfde geuren als nu om me heen wolken. Niet Maria Boodschap, dat is negen maanden voor Kerst en dat zou maart moeten zijn. Misschien Maria Geboorte…
Ik weet nog hoe vol ontzag we achter de biddende nonnen liepen, we bijna vergaten de rozenblaadjes te strooien en ik voelde dat het Goed en Mooi was wat we deden. Ik voelde me Belangrijk en ik hoorde erbij.

Hoewel een instituut als de katholieke kerk me nu erg tegenstaat en in mijn ogen weinig met geloven te maken heeft, kan ik met vertedering aan dat devote meisje terugdenken. Ze is er nog, een beetje…

woensdag 20 april 2011

Joie de viever


Het kikkerkoor Joie de Viever is met de repetities begonnen.
Nu het zo vroeg zomer is, hoor je regelmatig een of twee van de ongeveer 20 groene kikkers in de vijver opstarten, vaak als reactie op het gebrom van een vliegtuig, en dan vallen de anderen in. Eventjes nog maar alsof ze willen waarschuwen: Wacht maar, binnenkort moeten ’s nachts de slaapkamerramen dicht!
Je doet er niks tegen. In een malle bui hebben we wel eens geopperd om met een stok en een spijker de kwaakblazen door te prikken. Mensen die oppasten tijdens onze vakantie werden er zo mesjokke van, dat ze een emmer pakten, met veel moeite een aantal kikkers vingen, vervolgens een emmer met deksel zochten, waar ze niet uit konden springen, en zo hebben ze uiteindelijk zes kikkers een heel eind verder in een poel geknikkerd. Volgens ons waren de kikkers zo’n beetje eerder terug dan zijzelf, want ze zijn erg honkvast.
Dat blijkt ook uit het ieder jaar weer mysterieuze en indrukwekkende fenomeen: de paddentrek. Op de eerste warmere avonden van het jaar komen de padden, die in deze vijver geboren en getogen zijn na een winterseizoen lang ergens onder een steen of hout of bladeren doorgebracht te hebben, allemaal tegelijk terug. Ook dit jaar weer werden de eerste paddenlenteboden gesignaleerd en ’s avonds toog ik op mijn tenen met een zaklamp de tuin in, min of meer verwachtend te moeten zigzaggen tussen de waggelende padden. Niet dus, geen een. Terug naar binnen, de smoor in, er lag alleen een dor blad op de stenen. Dacht ik. Maar toen ik er een duwtje tegen gaf, sprongen we allebei een eindje de lucht in, de pad en ik.
De kikkers zijn gek genoeg allemaal mannetjes in onze vijver. En wee het vrouwtje dat hier per ongeluk in terecht komt. We hebben wel eens met stijgende ongerustheid toegekeken hoe zich binnen een paar minuten een knoedel mannetjes om een vrouwtje heen vormden waardoor ze dreigde te verdrinken. Toen we het niet meer konden aanzien hebben we een riek gepakt en voorzichtig de knoedel uit het water getild in de hoop dat hij uit elkaar zou vallen. Dat viel nog niet mee, een aantal kikkers hield vast, soms met maar een poot. Toen er nog maar een paar mannetjes op het vrouwtje zaten, sommigen met hun uitstekende lange springpoten tussen de tanden van de riek, lieten we ze los in de vijver en het vrouwtje kon zich losmaken en vluchten.
Volkomen vruchteloos kwaken de kikkers dus de lenteweken door. Ze hebben verschillende soorten kwaken, een om vrouwtjes te roepen en een om het andere mannetje dat bij gebrek aan beter op hun rug klimt te vertellen dat hij op moet zouten. Hun blazen zwellen ritmisch op en vaak spuiten ze van achter een straaltje vloeistof. J. zegt dat onze vijver zo een grote poel kikkertestosteron aan het worden is.

maandag 18 april 2011

Maanlicht op de perenbloesem

Mijn geest is te actief, de maan bijna vol, wat ook de reden is: ik kan niet slapen. Alles geprobeerd: tellen, bidden, ontspanningsoefeningen, niets helpt.
Dan maar er uit. In de badkamer kijk ik door het raam de tuin in. De perenbloesem staat parmantig opgericht als hagelwitte processiebruidjes, het maanlicht glanst er van af. De irritatie van het niet-kunnen-slapen-en-ik-was-nog-wel-zo-moe glijdt van me weg.
Beneden staan in de schemerige kamer de meubels roerloos in grijze tinten. De hond klopt twee keer met de staart tegen de stoelleuning en slaapt verder.
In de keuken bij een klein lichtje maak ik melk warm, doe er een anijsklontje in.
Op mijn omastoel met een dekentje en de anijsmelk druk ik op de knop van de cd-speler. De aria Blute nur uit de Matthaeus Passie. Mijn hart lijkt mee te trillen met de dierbare en bekende klanken.

Het doet me denken aan een prachtig verhaal. Een vader is zo verdrietig over de dood van zijn zoontje dat hij lange tijd roerloos treurt. Dan staat hij op, graaft het skelet van zijn zoontje op, bevestigt een snaar aan de ribben en speelt er op om zo de ziel van zijn zoon terug te halen. Dat zou het begin zijn van de luit, in het Arabisch Al-oud, en latere snaar instrumenten als de gitaar.
Wij houden veel van de muziek aan de randen van Arabisch-Andalusisch-Afrikaanse tradities, zoals die bij elkaar komen bij een groep die zich noemt naar een radiostation aan het uiterste zuidpuntje van Spanje: Radio Tarifa.

De anijsmelk is op, de aria afgelopen, de mijmeringen hebben mijn geest tot rust gebracht.
Ik sluip weer naar boven en glij met koude voeten in een bed, dat gastvrij nog een beetje warm is gebleven.

woensdag 13 april 2011

De brute schaduwzijde – deel 3

Op de bewuste vrijdagavond zat de vriendin van zoon J. in de bioscoop, waar ze met vriendinnen naar Gooise Vrouwen keek. Natuurlijk stond haar mobieltje uit.
Pas na afloop bij een kan sangria werden de mobieltjes aangezet en trof ze de herhaalde gemiste oproepen van J. aan. Meteen gebeld en totaal ontredderd door wat ze te horen kreeg. Ze goot de sangria naar binnen, rekende huilend af, gaf zelfs een fooi (“snik, doet u maar 18 euro, snik”). Achter de balie keken ze nauwelijks op van haar huilen, alsof ze dagelijks afrekenden met huilende klanten.
Met vriendin samen op één fiets legden ze de flinke afstand naar het ziekenhuis af zo vlug als dat kan in een goudkleurige jurk met bijpassende hooggehakte schoentjes. Tenslotte zou het een Gooise vrouwen-avond zijn.

Aangekomen bij de hoofdingang stonden ze beteuterd voor een gesloten deur.
Ze moesten naar de spoedeisende hulp helemaal aan de andere kant van het gebouwencomplex. De kortste route ging door weilanden met hekken en sloten, waar ook nog de fiets overheen getild moest worden.
Buiten adem en verfomfaaid bereikten ze de spoedeisende hulp. Fietsenbeugels waren er niet, dus zo maar ergens de fiets geparkeerd. Naar de ingang, terug naar de fiets, want ze zagen nog net dat die pontificaal voor de ambulance-ingang stond.
Eindelijk naar binnen, waar een verpleegkundige meteen zei “Jij moet de vriendin van J. zijn, kom maar mee.”




dinsdag 12 april 2011

De brute schaduwzijde – deel 2

Ik sla mezelf gade sinds de nacht van afgelopen vrijdag op zaterdag en ben verbaasd over hoe ik reageer.
Eerst ga ik in een sneltreinvaart door allerlei emoties, …nee! dat kan niet…nee, niet J.….ik sla die vent helemaal verrot…hoe kan dit….misschien valt de schade mee…o nee, J. is voor altijd beschadigd, van binnen en van buiten….wat kan ik doen…ik spring in de auto….
Dan doen de uren hun werk, je praat en huilt en slaapt bijna niet. Moe en murw word je wakker en meteen is daar die stomp in je middenrif…het was geen nachtmerrie, dat onbegrijpelijke is echt gebeurd.

En dan komt de dagroutine op gang, ontbijt, wandelen, de zee is rustig, de nachtegaal fluit. Dan merk ik voor het eerst hoe er van binnen gecompartimenteerd wordt, zoals bij een computer.
Een groot deel van mij is heel treurig vooral, lijdt mee met mijn zoon en zijn vriendin, is bedroefd om de schaduwzijde van de mens.
Maar er zijn meer delen. Een deel neemt de warmte van de zon waar, geniet van de mooie lentedag.

Op zondag bezoeken we eerst J., eindelijk kan ik hem vasthouden. Zijn dierbare gezicht, het gezicht dat zo op mij lijkt, nu helemaal gezwollen en verkleurd. Hij is rustig, stabiel en zijn vriendin zo lief en zorgzaam.
Zondagmiddag een al lang geplande familiebijeenkomst, die ik mee georganiseerd heb. Ik zie hoe ik praat en lach en echt met de mensen bezig ben. Alleen ik weet dat er een doffe, donkere helft is die zich even verbergt.
Dat kan dus.

Op maandag komt de reactie, natuurlijk, veel huilen, volledig ontregeld, onhandig, niet kunnen focussen. Vandaag veel gebeld met J., hij kreeg iemand van Slachtofferhulp op bezoek. Morgen met J. naar de kaakchirurg, dan horen we of een operatie nodig is. Ik heb havermoutpap voor hem gemaakt, hij kan niet bijten dus moet zacht voedsel hebben.



maandag 11 april 2011

De brute schaduwzijde

Afgelopen vrijdagavond is onze jongste zoon J. aangevallen.
Hij werd zonder aanleiding klem gereden in zijn auto, een man stapte uit, trok het portier van J. open en sloeg hem zo hard op zijn kaak dat die op twee plaatsen gebroken is. De man lijkt weg te lopen, maar komt terug en geeft J. die opzij op de passagiersstoel ligt, zijn gordel nog om, zo’n kopstoot dat rond zijn oogkas dikke zwellingen ontstaan, die zwart gaan zien.
J. heeft de ongelooflijke tegenwoordigheid van geest om zijn auto van de weg af in de berm te zetten met knipperlichten aan, en het kenteken van zijn aanvaller aan zichzelf te mailen met zijn telefoon.
Door dit kenteken en een anonieme tip met hetzelfde kenteken weet de politie de dader snel te pakken, geen onbekende, en J. wordt al meteen via een spiegelruit met de dader geconfronteerd.
Vervolgens rijdt J. naar de spoedeisende hulp, daar moet hij meer dan een uur wachten voor hij geholpen wordt. Dan is gelukkig zijn vriendin gearriveerd, want zijn oog zit zo dicht dat hij niet meer kan autorijden.
Vanmorgen zijn er betere foto’s gemaakt van zijn kaak en woensdag hoort hij of er geopereerd moet worden.

Dit zijn de droge, bizarre feiten.
Wat ik voel is te beschrijven als “stekels in mijn hart”.
Behalve woede is er diep mee-lijden met mijn zoon en zijn vriendin, en treurnis om het gegeven dat een mens zo ver heen kan zijn (drugs?) dat hij een onschuldige voorbijganger zo veel leed berokkent.
Geweld, extreem geweld, is van alle tijden. Ik vraag me af of wij als samenleving iets zouden kunnen doen om dit te voorkomen.




vrijdag 8 april 2011

Bloedlinks

Normaal gesproken ben ik de genuanceerdheid zelve. Maar nu even niet.
Na de industrialisering, commercialisering, individualisering en welke enge –iseringen dan ook, is het toch niet te geloven waar we nu in Nederland mee bezig zijn? Van het hele huis van solidariteit, een overheid die de zwakkeren beschermt en het algemeen belang dient, is niets meer over.
Eerst is er die geblondeerde paljas, gehersenspoeld en gefinancierd door ultradoxe joden, die het samen met de machtsbeluste CDA-er, de partij die toch een historisch verlies leed, en het corpsballetje Rutte, die zelf jaren te lang over zijn studie deed, voor het zeggen kreeg. Hoe kon dat gebeuren?
En dan nu: alles van waarde wordt wegbezuinigd. Je zult maar werken bij de overheid, bibliotheken, theaters, culturele instellingen, onderwijs, zorg, ziekenhuizen, natuur- en milieu-instellingen. Het is niet alleen de inhoudelijke kaalslag, maar ook de arbeidsvreugde, die duizenden mensen nu echt verloren zijn nu ze bang moeten zijn voor hun hachje. En als er al die werklozen bij komen, wie gaat dan alle uitkeringen betalen?
Je zult maar student zijn en om wat voor reden dan ook wat langer over je studie doen: 3000 euro, waar moet een student dat vandaan halen? Van bijbaantjes, maar ze mogen maar weinig bijverdienen en hebben geen tijd want anders duurt de studie nog langer.
Banken, ja die krijgen miljarden steun, meer dan dit overijverige kabinet wil bezuinigen. En bonussen, ja dat gaat gewoon door en de top van het bedrijfsleven krijgt 13 procent meer loon, en van de aftrek van rente voor dure villa’s moet je afblijven…
Waar blijft links, nu we ze zo hard nodig hebben, het is zo stil.

Of hebben ze een plan, ik hou van complottheorieën! Misschien denken ze, laat rechts de klappen maar opvangen met die bezuinigingen, of laat de PVV maar onderuit gaan als ze daadwerkelijk gaan regeren…
Ik wou dat ik kon tekenen, dan maakte ik de volgende cartoon: een wip met rechts een dikke papzak, die met sigaar en chablis zijn korte beentjes op de stang van de wip legt, want hij wordt omhoog gehouden door de vier personen aan de linkerkant, magere en bleke vegetariërs (clichés mogen in cartoons toch?) die uit alle macht de morele wip in evenwicht houden.
Het volgende plaatje: de papzak ligt met sigaar en chablis met zijn kont in de modder, de wip steekt omhoog in de lucht, de vier linksen zijn er af gesprongen. Nu moet rechts zelf een evenwicht zoeken in hun handelen, niet meer moreel gecorrigeerd door links. Slaan ze een modderfiguur. Zou zoiets er achter zitten?

donderdag 7 april 2011

Wandelen 1


Afgelopen winter met zeldzaam veel sneeuw zat er ineens een heel witte buizerd op de leuning van het bruggetje naar het bos. Een prachtig beeld.
En vandaag, voor mijn gevoel maar een paar weken later, hebben we de eerste nachtegaal gehoord, wat voorzichtige rollers en korte strofes over de duinen.
Bijna alle wegtrekkende vogels zijn al weer ”binnen”: de tjiftjaf, fitis, zwartkop. Ik zag gisteren een boerenzwaluw, die al brabbelend overvloog.
Het wachten is nog op de koekoek, de braamsluiper en de grasmus. O ja, en de zomertortel. Altijd weer leuk, zo’n vroegelenteafstreepvogellijstje.
Het geeft iets extra’s aan de dagelijkse wandeling na het ontbijt.

Die wandelingen zijn een belangrijk onderdeel van mijn bestaan geworden.
Ze zijn broodnodig om niet te verstijven, door de loopbeweging stimuleer en masseer ik mijn geplaagde spieren. Maar ze zijn zo veel meer dan dat.

Als ik het bruggetje over ga, het bos in, weet ik nog niet wat voor wandeling het zal gaan worden. Het kan een sociaal evenement worden, als we heel veel van de mensen tegenkomen die we in het bos leerden kennen, meestal via de honden. Vaak weten we ook niet de namen van de mensen, maar noemen we ze het baasje van…
Het kan een soort safari worden met reeën in de duinen en Karel de zeehond of zelfs bruinvissen in de branding.
Of het wordt een meer spirituele tocht, het bos met de snel hoger wordende bodem van fluitekruid is een door zonnestralen diffuus verlichte kathedraal waar vogelzang galmend tussen de boomstammen opstijgt. En de zee een oneindige, bewegende ruimte voor je ziel.

De eksters maken een nest hoog boven ons hoofd, de kauwen proberen hun takken te jatten, er ligt een bergje kapotte slakkenhuisjes, de “smidse” van de lijster, op de omgevallen boomstam liggen nog bebloede veertjes van de koolmees die gepakt werd door de sperwer. Hoog in de lucht miauwen de buizerds die in het dennenbos lijken te gaan nestelen en in de modder staan reeënsporen.

Maar soms is de wandeling ook afzien, wordt de pijn in knie, enkel, heup, niet minder maar meer en lijkt de lokkende bank in de tuinkamer onhaalbaar ver weg.

dinsdag 5 april 2011

Geslachtsdrift


Vanmorgen op het strand ontdekte onze zesjarige Cairnterriër Roef een uiterst interessant (loops) plasje, hij likt er aan en laat zich knarsetandend van het zand met moeite meetrekken. Daarna is het weer helemaal mis. Deze hondjes zijn gefokt voor zelfstandige jacht op muizen en ratten in cairns, steenhopen, in Schotland. Ze hoeven dus niet gericht te zijn op de baas en zijn ook niet sterk geneigd om de baas te plezieren zoals andere herders- of jachthonden. Dat is een vriendelijke manier om te zeggen dat het gewoon stronteigenwijze hondjes zijn, die de zelfgekozen prikkels in hun omgeving volgen. Die prikkels hebben een hiërarchie, die per omstandigheid kan wijzigen. Een wegrollende bal is zo’n prikkel, konijnensporen, andere honden of mensen, de roepende baas met en de roepende baas zonder lekkers (nauwelijks een prikkel te noemen), maar boven aan de lijst staat toch wel “loopse plasjes”. Tenminste als je een reu bent in de bloei van je leven. Iedere wandeling staat normaal al in het teken van de contactadvertenties. Die moeten uitgebreid bestudeerd worden en vervolgens beantwoord met een eigen oproep, het liefst zo hoog en opvallend mogelijk. “Knappe reu met ballen zoekt bereidwillige teef, niet hoger dan 32 centimeter”. Als die ene superadvertentie gevonden wordt, dan gaat er een knop om en draait het hele leven om die ene teef. Geen interesse in eten of aaitjes, zuchtend en zacht piepend naar buiten staren richting bos of joelend als een wolfje voor het hek. Heel de hormoonmachine draait op volle toeren. Dat vind ik wel eens zielig, eigenlijk zou er een bordeel voor honden moeten zijn, of een plastic opblaasteefje…Nu dient de pluchen schildpad op de bank soms als surrogaat, maar dat blijft bij een halfslachtige (aardig woord in deze context) poging. Als het echt te gek wordt zijn er de homeopathische druppels. “Geslachtsdrift remmend” staat er in grote letters op het doosje, dat op het aanrecht staat. En natuurlijk, je kunt er op wachten….onze zoon grijnzend met het doosje in zijn handen: Zeg mam, ik weet niet hoor…gaat het wel goed met jullie….Dat is voor honden! leg ik nog tegen beter weten in verontwaardigd uit, als ik hem de keuken uit duw.

maandag 4 april 2011

Lancering

Doodeng: dit blog vandaag bekend gemaakt aan al mijn contactpersonen.
Op 4-4-11, mijn geluks- en het gekkengetal.
Waarschijnlijk gebeurt er nu...helemaal niks.
Ik heb de volgende tekst gemaild.

"Een blog vind ik maar niks, ik volg er zelf maar heel weinig en denk niet dat iemand geïnteresseerd is in mijn gebabbel.
Bovendien, mijn wereld is maar heel klein, beperkt zich tot mijn huis en tuin en hoofd. Daar valt toch niets spannends van te maken?

En toch ben ik de maand maart lang bezig geweest een blog te vullen met korte en lange verhalen van vroeger en nu. Omdat het me helpt te blijven schrijven. De illusie van openbaarheid is een stok achter de deur, het idee ‘nu heb je al dagenlang niets geblogd’ een prikkel om op Word te klikken.

En daar is ie dan dus, mijn blog, met stukjes van mij over stukjes van mij.
Het adres is daarom www.stukjesmarloes.blogspot.com.
Het is erg saai, alleen maar letters, (nog) geen foto’s, filmpjes, spectaculaire waarnemingen. Gewoon alleen mijn leven en ideeën.

De identiteit van mijzelf en anderen heb ik vaag gehouden. Mocht je toch jezelf te herkenbaar vinden, meld dat dan even. En andersom…wil je graag even in mijn spotlicht staan, ook dan kan je dat melden al garandeer ik niks.
Ik denk niet dat de stukjes erg tot reageren aanzetten, maar als je dat wil: graag.

Veel leesplezier."

zaterdag 2 april 2011

Kaat en Muts


Kaat en Muts zijn onze kippen, Basettes een Belgisch ras, moeder en dochter, en Kaat is de baas. Ik geniet van de beweging van de kippetjes die vanuit de tuinkamer en de keuken te volgen is. Tegen de achtergrond van groen en bruin in de bosrand steken hun vuurrode kammetjes helder af als ze onophoudelijk de bodem van de ren inspecteren op lekkere hapjes als spinnen en wormpjes en opeens hop even springen naar een vlieg. Hun donzige kontjes naar achter stekend, met priemende ogen om zich heen kijkend, krauwen ze fel met hun geschubde dinosaurusklauwen de aarde los, zetten een stap naar achter en pikken wat er losgekomen is. Als Muts een ei wil leggen en zich afzondert in het nachthok, begint Kaat te kakelen. Steeds harder. Ze loopt onrustig door de ren en gaat meerdere malen het nachthok in om Muts te halen. De eerste keren lukt het en komen ze, Kaat triomfantelijk voorop, samen het loopladdertje af. Na een poosje echter is de legnood van Muts zo hoog dat moeders tekeer kan gaan wat ze wil, dat ei dat zal gelegd worden. Al met al kan deze hele voorstelling enkele uren duren, met een behoorlijke geluidsoverlast voor de buren tot gevolg, moet ik helaas vaststellen. Zo zie je maar: een dochter die door de dominantie van haar moeder haar ei niet kwijt kan….het zijn net mensen die kippen.

Passie

Eergisteren: na een kurkdroge maand maart zowaar een regendag.
J. bracht Roef naar de trimmer en ging een ochtend vogelen.
Perfecte omstandigheden voor wat ik al enige tijd van plan was.
Wierook aan, kaarsje brandt, installeren in de stoel met deken en kussen en de Matthaeus Passie van vadertje Bach in de DVD-recorder.
Drie uur lang genieten, huilen, tijd en plaats vergeten.
Voor mij is dit het mooiste allesomvattende muziekstuk ooit.
Ook als je niet in God of Jezus gelooft, het is juist het menselijke drama, de onmacht, maar ook de liefde en de troost, die je tot diep in je vezels voelt.
Je bent de verrader Judas, de zwakke Petrus, de moeder die rouwt, de anonieme mens met de gewillige geest maar het zwakke vlees. Daartussendoor in de mooiste klanken, de zoete melodieën troost, slaapliederen, liefdesverklaringen.

Als ik ooit ergens opgesloten word en één cd mee mag nemen dan is het deze.

vrijdag 1 april 2011

Wie ik ben

Ik ben Marloes. Geboren in 1955 in Eindhoven. Ging naar de Mariaschool van de zusters Ursulinen in Weert en naar het meisjeslyceum in Maastricht. Studeerde 5 jaar aan de school voor Tuin- en Landschapsinrichting in Boskoop en kreeg mijn eerste baan bij de provincie Zeeland in Middelburg waar ik mijn man leerde kennen.
Trouwde en kreeg twee zoons. Ik schoolde mezelf om tot freelance journalist, speelde toneel en schreef verhalen. We kochten een verwaarloosde boerderij met twee woonhuizen en een hectare land. Daar kwamen ook J.’s ouders wonen.
We knapten de gebouwen op, hielden pony’s, ganzen, kippen, geiten. Ik werkte halve dagen bij de gemeente en leerde mezelf melken, hielp de geiten bevallen en maakte geitenkaas. We maakten wijn, lieten meer dan 15 keer kerkuilskuikens ringen en ik leerde potten draaien.
Na 15 jaar, toen J.’s ouders waren overleden en de jongens gingen studeren verkochten we met veel pijn in het hart de boerderij.
Sinds 2002 wonen we in een huis aan de bosrand onder aan de duinen. Bij ons wonen de honden Bonnie en Roef, poes Turtle en kippen Kaat en Muts.
Sinds 2005 heb ik de diagnoses Ehlers-Danlossyndroom en orthostatische tremor. In de praktijk betekent dit dat ik moeilijk sta, alleen met bepaalde ondersteuning kan zitten, vaak pijn heb, nog vaker heel moe ben, en dat ik me aan een strak dagritme moet houden. Werken kan niet, ik breng mijn dagen in huis en tuin door en heb veel steun aan dagelijks mediteren.

dinsdag 29 maart 2011

Daverende lente

De lente breekt goed los. Dril van bruine kikker, parende padden en paddensnoeren, baltsende merels, eerste vlinders…
Wat ook losbarst is ergernis nummer één: apparaten!
Zelfs van alle apparaten het meest ergerlijke: de bladblazer.
De man van de plantsoenendienst kijkt bijna teleurgesteld als hij al snel het laatste friemeltje blad in de zojuist voor veel geld zomerklaar gemaakte villatuinen heeft geblazen. Hesje om, motor op zijn rug, stevige slurf met een handvat…
Dan doet hij ook maar nog de andere kant van de straat, wie weet ligt er nog een takje tegen de stoeprand.
Hij laadt met veel lawaai zijn spullen in de pickup en rijdt in een zwarte dieselwalm weg. Hè, hè, alleen nog maar vogels, de vertrouwde roodborst die weer eens de zwartkop en de vink imiteert en af en toe het klokjesgeluid van de padden in de vijver.
Nee hè, gaat de buurman zijn gras maaien, wat valt er te maaien, het is nog maart man, bovendien is het te droog. Als je uitrekent dat er op ergerlijke gehoorsafstand zo’n 8 tuinen liggen, allemaal met gazon dat gemaaid moet worden, zeg 1 keer per week dan is dat 8 uur overlast, vaak juist op de mooie dagen dat je buiten zit.
Als we nou eens afspraken dat we allemaal tegelijk…nee dat lukt nooit…zucht.

woensdag 23 maart 2011

Mailen

Mailen vind ik een heel prima manier om te communiceren.
Je kunt in alle rust op een zelf gekozen moment een bericht schrijven of lezen en het is ook een uiterst efficiënte wijze om bijeenkomsten te plannen en te organiseren.
De andere ‘social media’ trekken mij niet zo, te vluchtig, te oppervlakkig.
Ik vind het ook een uitdaging om in een mail zonder zichtbaar contact een gevoel te leggen, om zorgvuldig naar woorden te zoeken die bij elkaar een goede weergave zijn van wat ik over wil brengen, met ook indien gewenst de gevoelde hartelijkheid.

Wat mij eergisteren per mail bereikte kwam aan als een mokerslag, het was een totaal onverwacht overlijdensbericht. Rémy, de eigenaar van de vakantiewoning in Frankrijk waar we dit jaar voor de 7e keer naar toe gaan, stuurde een mail met als onderwerp “Patty a nous quitté”. Even hoop je nog dat het niet betekent wat het lijkt, maar de tekst van het bericht is duidelijk. Een kort bericht met lieve, goed gekozen woorden en een recente foto van zijn vrouw Patricia. Maar wat doet het pijn. Ze was voor mij een heel dierbare vrouw geworden.

Nu de eerste smart wat wegebt denk ik na over de keuze van Rémy om dit bericht per mail te sturen. Het is een snelle manier, zo was ik een dag na haar overlijden al op de hoogte en dat op zich was goed. Ik kon ook per omgaande reageren, doodeng, om in dat moeilijke Frans in de goede nuances mee te geven hoe zeer je geraakt bent en hoe je meevoelt.

Over het algemeen hanteer ik als stelregel dat je complexe gevoelszaken niet per mail afhandelt. Liefst in persoon en anders per telefoon, maar niet per mail.
Toch heb ik begrip voor de keuze van Rémy. Er zijn vast meer vaste vakantiegasten buiten Frankrijk, die ingelicht moeten worden. Op deze manier kon dat snel en met weinig moeite (en zonder dat je de heftige reacties mee krijgt waar je op dat moment misschien ook geen plaats voor hebt).

Maar het blijft een vreemde gewaarwording, tussen de zakelijke, praktische, soms flauwekulmailtjes ineens een overlijdensbericht.
Dag Patricia, à dieu….

maandag 14 maart 2011

Madonna met het kindeke Elvis

Weer een warme lentedag. De eerste vlinder. In de tuin gewerkt, dood blad in de borders weggehaald en met veel genoegen oude bekenden begroet, die met kleine groene puntjes boven de grond komen: vrouwebedstro, vrouwenmantel, ooievaarsbek.
Toch steeds op de achtergrond een diep triestig gevoel door de enorme ramp, die Japan heeft getroffen met aardbeving, tsunami en de dreigende meltdown van de kerncentrales. Het is zo’n contrast: de vrolijkheid van de lente en aan de andere kant van de aardbol zo’n immense verwoesting. Moeilijk te rijmen.

We hebben de potplanten weer buiten gezet. Het is een beetje vreemde rij van niet bij elkaar passende potten en een zinken teil en de planten zijn misschien nog meer bizar, meest wat houtige sprietige misbakseltjes.
Voor mij zijn ze dierbaar, ik haal grassprietjes en dode blaadjes weg, knip uitgebloeide stengels af en streel soms licht over de voorzichtig uitlopende blaadjes. Het zijn de planten die we meegenomen hebben uit de vallei in de Luberon waar we jaarlijks op vakantie gaan: tijm, lavendel, struikkamperfoelie, bonenkruid, een margriet.
Eigenlijk geldt dat voor zowel onze tuin als ons huis: bijna alle voorwerpen zijn dierbaar, mogen er zijn omdat ze een herinnering vertegenwoordigen, of een verhaal vertellen. Zo is er de Madonna met het kindeke Elvis, een op het strand gevonden stuk drijfhout, dat rechtop gezet sprekend een madonnabeeld is op een houten sokkel, alleen het kind op haar arm heeft een kuif. Heel duidelijk, maar onze werkster ziet het niet want ze zet de madonna steevast achterstevoren op de vensterbank. De madonna staat naast de walvis, ook drijfhout van het strand met daarop een koperen hagedis, die van J.'s ouders was.
De werkster vertelde met veel plezier dat ze toen ze de eerste keer aan het afstoffen was eerst voorzichtig tegen de hagedis geduwd had om te kijken of hij toch niet echt was. Je weet tenslotte maar nooit in zo’n biologenhuishouden! Daar geven ze geld uit om vogels eten te geven buiten, en ze vangen vlinders en libellen en vinden het niet goed als je de spinnen binnen wil dood maken. Rare jongens, die biologen!

zaterdag 12 maart 2011

Koelsysteem

Gisteren eerste kikker, vandaag eerste hommel, bijna warm, bonte specht roffelt, groene lacht.
Gisteravond drie uitspraken op de televisie:
1. Bij zware aardbeving en tsunami in Japan (heel indrukwekkende beelden van een allesverwoestende modderstroom, die alles op zijn weg vermaalt) zei een van de deskundigen, dat de kerncentrales gekoeld moesten worden om tijd te winnen zodat naar oplossingen voor de problemen gezocht kan worden.
2. Een oude dame in Krakau (programma Avondland) die terugkeek op haar ervaringen als joodse in de oorlog: onze beschaving, onze cultuur is maar een heel dun laagje. Naarmate ik ouder word ben ik pessimistischer daarover. Als er maar iets gebeurt, zijn we gewoon weer beesten.
3. Een staartje van een documentaire gezien over het relatief nieuwe fenomeen voor de mensheid om met miljoenen samen te wonen in steden. Een deskundige stelt dat zulke smeltkroezen van culturen een nieuwe mens zullen opleveren door een culturele evolutie, maar dat de toename van de bevolking sneller gaat dan dat die evolutie kan bijbenen.
Zouden we een koelsysteem nodig hebben om tijd te winnen, zodat we de laag beschaving dikker kunnen laten worden en onze primitieve driften kunnen leren beheersen, een nieuwe mens kunnen laten ontwikkelen?
Hoe ziet dit koelsysteem er uit, is dat alles dat tegenwicht biedt aan vooroordelen, hebzucht, machtswellust…

dinsdag 8 maart 2011

Zon

Vandaag een zonovergoten dag. Als ik buiten zit, uit de wind, mijn gezicht naar de zon gekeerd, moet ik denken aan een BBC-programma van twee dagen geleden over de tijd en het universum.
Als we de biljoenen jaren die er verstrijken tussen ontstaan en einde van het universum vergelijken met een week, dan bestaan de omstandigheden waaronder er leven mogelijk is op onze aarde maar gedurende 1 seconde en de mens maar een fractie van die seconde.
Alleen in die periode komt alles bij elkaar: de zon staat niet te ver of te dichtbij, is niet te heet of te koud, de atmosfeer is niet te dik of te dun, de maan houdt de aarde stabiel en beschermt met haar magnetisch veld de aarde tegen de inslagen van meteorieten.
Het maakt mij bescheiden en dankbaar, het bestaan van leven, van mijn leven, voelt als een geschenk, een kortdurende kans om…ja om wat te doen?

maandag 7 maart 2011

Zeikwijf

Als ik ergens een hekel aan heb is het gedwongen te worden naar de muziek van een ander te luisteren. Zeker als dat gepaard gaat met bonk-bonk-bassen. Waarschijnlijk is hier sprake van een overgevoeligheid, een van de redenen waarom we op zo’n afgelegen plekje zijn gaan wonen.
Maar zelfs hier zijn buren. Met tienerdochters. Die hun verblijf bij hun gescheiden vader op de meest boring place die je kunt bedenken, zonder enig vertier, draaglijk maken door de geluidsinstallatie te richten op het terras met een volume dat de MP3-speler in hun oor benadert.
Wat moet ik? Zeikwijf spelen en er naar toe gaan “Mag de muziek wat zachter?”. Buurman kijkt me wat verwonderd aan Muziek?, hij heeft zichzelf al een soort immuniteit aangewend. O ja, ik zal het mijn dochter vragen. Kim, doe de muziek wat zachter. Kim zit met lange stelten opgevouwen in een ligstoel haar tenen te lakken en kijkt als een donderwolk naar ons. Zucht, staat op en draait de volumeknop een streepje lager.
Buurman grijnst en haalt ietwat verontschuldigend zijn schouders op,. Ik heb met hem te doen. Als ik even later zijn auto hoor wegrijden, ben ik benieuwd. Ja hoor, de muziek zwelt weer aan.
Ik weet niet wat ik erger vind: de muziek of de reclames tussen door die nog een tandje harder worden uitgezonden.

Druppel

Liggend in een warm bad voel ik mijn spieren zacht en warm worden. De altijd aanwezige spanning in mijn benen vloeit weg. Mijn handen op mijn buik, voeten en hoofd zorgen voor wat afkoeling boven water, de rest van mijn lichaam lijkt op te lossen in het water op lichaamstemperatuur.
Ik hoor een duif weemoedig met lange tonen koeren en kijk hoe een watervliesje aan het uiteinde van de kraan zich heel langzaam vult. Het wordt een zakje vol water, de onderkant een bolle spiegel.
Nog klampt de druppel zich vast aan het roostertje, de druppel lijkt eigenlijk al te zwaar om nog te blijven hangen…tot hij toch nog plotseling loslaat en in een uitgerekte peervorm met een punt van boven in het badwater ploept.
In mijn halfslapende staat komt de vergelijking bovendrijven met de druppels die wij mensen zijn. Ooit voortgekomen uit de oceaan op onze weg vol wisselende vormen en eigenschappen. Als mist, regen, sneeuw en ijs, vervuild of reinigend, dorstlessend of verwoestend, in rivieren, meren, riolen, wolken. Tot we uiteindelijk bereiken waar we al die tijd zo naar verlangden: weer een te worden met andere druppels in de wijde oceaan.
Het is een troostend beeld, onze zielen allemaal gelijk, ooit weer opgaand in het grote geheel. En soezelend in het warme water klopt het helemaal.
We voelen het toch allemaal: een verlangen naar eenheid, een nostalgie, herinnering van waar we ooit waren. Niet bewust misschien, en in velerlei vermommingen. Bij een doelpunt van ”onze” voetballers, tijdens een concert, als je je onderdeel voelt van de natuur…
Afgedroogd en aangekleed lees ik later de krant. Van de buitenlandpagina dwalen mijn ogen naar de vijver in de tuin waar zware regendruppels koepeltjes maken op het wateroppervlak. Ik moet er van zuchten. Die gelijkheid, dat grote geheel van die oceaan…het lijkt nu weer heel moeilijk uit te leggen.

Controle

Ik heb altijd gedacht dat existentiële angst te maken had met angst voor de dood. Voor het niet-bestaan.
Maar gisteren sprak een wiskundige/meditatiedeskundige over existentiële angst als de angst voor het verlies van controle over jezelf, je leven. Dit zou de basis zijn van verslavingen bijvoorbeeld.
Die angst geen controle te hebben zie ik steeds meer om me heen. We kunnen zo veel technisch gesproken en we weten zo veel dat de illusie ontstaat van absolute maakbaarheid. We groeien niet meer op met de wijsheid dat er zaken zijn waar we geen invloed op hebben, dat we dat moeten accepteren.

Vooral jonge mensen proberen hun leven tot in de puntjes te managen. Hun werk, hun vrije tijd, hun levensloop…Alles wordt via organisers geregeld en alle evenementen, toeristische bestemmingen, waar ook ter wereld liggen binnen handbereik.

Ik kijk naar de borders in mijn tuin. Ze liggen er zo in het staartje van de winter wat slordig bij. Dode bloemstengels, halfverteerd blad, mos, graspollen. Iemand suggereerde de boel eens flink op te schonen en vol nieuwe planten te zetten. Zoals de boeren hier hun borders helemaal omspitten, bemesten en met regelmatige stroken zwarte aarde ertussen opnieuw inplanten.
Ik weet dat ook als ik niks doe, over enkele maanden mijn borders een feest van bloemen en groen zullen zijn. Hier en daar zie ik als voorboden al groene puntjes boven de aarde uitsteken. Natuurlijk, de ergste woekeraars zal ik bestrijden en de meer kwetsbare planten een beetje helpen, maar het meeste gaat vanzelf. Ik verstoor de grond en het bodemleven niet en kijk met verbazing hoe mijn tuin zichzelf ontwerpt.

Die houding van rust, vertrouwen, geduld, staat haaks op het dwingende karakter van deze tijd. Het moet perfect, het moet nieuw, het moet nu. Jammer.

Eikels

Herfstzon, klassieke muziek, de geur van appels, libellen op mijn knie, kabbelend water, een scharrelend hondje…..een deel van mij is tevreden.



Maar diep van binnen is Wroet het varken lukraak en wanhopig de grond aan het omwoelen op zoek naar eikels. De eikels Maatschappelijk Nut, Prestatie, Voldoening, Intellectuele Uitdaging, Professionele Contacten. Wroet kan er geen meer vinden.
Even heb ik overwogen namaakeikels in de grond te laten stoppen, zodat Wroet nog een keer de voldoening kon hebben van het vinden. Maar misschien is het gemis daarna alleen maar groter.
Wroet zal langzaam uitgewoed raken. En wennen aan de afgepaste handjes graankorrels op afgepaste tijden en altijd op dezelfde plek.
Nu nog knorren Wroet en haar maag…

Ik zie vanuit de ligstoel hoe gaaien eikels soms met tak en al lostrekken voor hun wintervoorraad.
Zij wel…..

Walnoten

Over zes weken is het oktober, de maand van de nieuwe walnoten. En er staan nog twee grote bakken met walnoten van vorig jaar en het jaar daarvoor. Kraken dus. Niet met een notenkraker , maar met een vijzel. Dat is minder belastend voor mijn vingers.
Nu komen de noten niet uit onze eigen tuin, maar het zijn grensoverschrijdende immigranten van een boom van de buren links en van een andere boom van de buren rechts. De ene levert grote noten die gemakkelijk kraken, maar niet zo veel smaak hebben, de ander heeft kleine noten, heerlijk van smaak, maar wat een gepiel om kleine stukjes noot uit de geplooide bast te peuteren. Waarom zijn goede eigenschappen nou altijd zo verdomd gelijkmatig verdeeld? Waarom nou niet gemakkelijke en lekkere noten.
Al krakend en peuterend gaan mijn gedachten alle kanten op. Waarom zouden walnoten zo’n geplooide vorm hebben, waarom lijken onze hersenen zo op deze noten. Jan zegt dat zulke plooien vaak te maken hebben met oppervlaktevergroting en dat de noot uit twee helften bestaat zodat hij makkelijk splijt bij het kiemen. En waarom die naam…walnoten ? (Bleek volgens het etymologisch woordenboek een verbastering van Nux Gallica, Gallische noot.)
Herinneringen kwamen bovendrijven, hoe ik voor mijn Iraanse vriendin Sharzad toen ze bijna geen eten meer kon verdragen in het laatste stadium van haar botkanker walnoten weekte in kokend water om de velletjes er af te kunnen wrijven. Zo kreeg ze nog wat calorieën binnen. Het enige andere eten dat ze binnenhield was een soort muntsoep volgens het recept van Birgul onze gezamenlijke Turkse vriendin. Zij heeft het me leren klaarmaken, toen we samen de laatste dagen van Sharzad probeerden draaglijk te maken. Er waren maar weinig mensen die Sharzad om zich heen kon verdragen en mijn aanwezigheid had ook te maken met de mogelijkheden die ik als Nederlandse had om met de verschillende autoriteiten te communiceren. Zo moesten we bijvoorbeeld haar twee broers opsporen in Iran en waarschuwen en naar Nederland zien te krijgen. Dat betekende doktersverklaringen naar ambassades sturen zodat ze het land uit mochten om hun stervende zus te bezoeken. Grote kerels waren het, die leefden in de bergen van Iran met baard, haakneus en priemend ogen. Ze konden lekker koken.
Wat ik nooit vergeten zal is hoe ze tegen het einde steeds meer Perzisch ging praten, zoals die keer dat ze in het Perzisch om warme sokken vroeg omdat haar voeten zo koud waren. En ik begreep het, gewoon omdat je op zulke momenten zo dicht bij elkaar bent dat taal er niet meer toe doet.
Na ruim een half uur gaven mijn spieren en gewrichten het op. Die avond zou ik weer met mijn onderarmen omhoog televisie kijken omdat dat wat verlichting gaf van de pijn. Ik had een oogst van een half potje walnotenbrokjes. Net genoeg voor in de Turkse pilav.

Tuin

Een mooie lentedag, in de tuin gewerkt op mijn manier: 10 minuten harken, blad en stengels verzamelen, 10 minuten zitten in een aangepaste stoel, luisteren naar het uitbreidend vogelkoor.
Het is heerlijk om onder de dode bladeren en stengels kleine puntjes nieuw groen te zien, de terugkeer van lievevrouwebedstro, van citroenmelisse en gele dovenetel.
Ik leg de aarde bloot zodat de warmte en het licht van de zon er bij kan.
Zie overal al pollen rode valeriaan, en groene clusters van wat narcisjes en blauwe boshyacinten worden. Ik geloof niet in spitten, de grond omwoelen, mesten. Hou liever de bovenlaag met al het bodemleven daarin intact.