vrijdag 27 mei 2011

De tegenpartij

Rutte en Verhagen doen me steeds meer denken aan Jacobse en Van Es van de Tegenpartij. De slogans “Geen gezeik iedereen rijk” en “Samen voor ons eigen”, zouden niet misstaan in hun beleid dat bezuinigt door, zoals ik iemand hoorde zeggen “aan de onderkant te gaan schaven”.

Het laatste nieuws: subsidiekraan dicht voor ouderenbonden en patiëntenverenigingen, versimpelen ontslagrecht (het is dan aan de werknemer om te bewijzen dat het ontslag voor de organisatie geen noodzaak is!), een strenger gezinsherenigingsbeleid voor immigranten dan welk ander Europees land ook.

Stel er wonen rijken en minder rijken in een straat. Door een financiële crisis worden de minder rijken arm. Ze gaan vragen aan de rijken om te helpen met een lening. Rechts zegt de rijke “nee”, ik wil mijn grote huis, twee auto’s en drie vakanties niet inleveren, hoepel op. Vervolgens besteedt deze rijke een fortuin aan hoge hekken, bewaking en honden. De rechterkant van de straat wordt een beklemmend, verpauperend oord. De rijke aan de linkerkant zegt oké, ik lever een auto in en twee vakanties, zeg maar hoe ik je uit de brand kan helpen. Die kant van de straat is een gezellige buurt met gezamenlijke verjaardagen en barbecues.
Als jij de rijke bent, aan welke kant van de straat wil je wonen?

Het wordt hoog tijd voor een anti-tegenpartij, een vóórpartij. Vóór solidariteit, tolerantie, beschaving, bescherming van de zwakkeren. Vóór een visie op de langere termijn, waarin over de eigen schutting heen gekeken wordt.
Tegen een kabinet dat handelsbelangen, financiële belangen, zo voorop zet dat alles moet wijken. Zo gebrand op de macht. dat ze zich in het zadel laten houden met behulp van een fundamentele godsdienstige splinterpartij. Terwijl hun gedoogpartner voor het gemak maar even een hele godsdienst verkettert op grond van zo’n kleine fundamentalistische splinterpartij.

dinsdag 24 mei 2011

Natuur en Shrek


De koekoek roept in het bos.
Er zijn mensen, die een hekel hebben aan koekoeken, omdat ze hun ei door andere vogels laten uitbroeden. Dan leg je een menselijke norm op aan de natuur, die normloos is. Ik zie het al voor me: een monsterbaby, die kleinere babietjes uit hun wiegje het raam uit smijt en gulzig alle flesjes leegkolkt.
Aan een menselijke versie van eksters die een duivenbaby roven om die te verscheuren en op te voeren aan hun eigen jongen wil ik niet eens denken.

Nee, beter maar niet in mensenbeelden vatten, die natuur.
Die staat bol van angst, op de hoede zijn, geweld. Helemaal niet de zoetgevooisde kwinkelende vogeltjes en poezelige eekhoorntjes uit Walt Disneyfilms als Sneeuwwitje.
In Shrek maken ze hier ook heel geestig korte metten mee: een overdreven fluitende vogel explodeert en de drie schattige eitjes uit het nest liggen even later in de koekenpan. Even later worden een slang en een kikker opgeblazen als ballonnen.

Niet dat er geen gehechtheid en zorg voorkomt bij dieren, er komen zelfs steeds meer gedocumenteerde verhalen van empathie bij dieren als olifanten, chimpansees en zelfs koolmezen kennen burenhulp.

Er broedt een paar grote bonte spechten in een boomstam vlakbij ons bruggetje.
Het is een iep, deze winter is de top omgeknakt en daardoor is de boom van binnen gaan rotten. Een halve meter onder het breukvlak zit een klein mooi rond gat waar de hele dag afgrijselijk gepiep uit klinkt. De ouders zie je als zwartwitrode schichten af en aan vliegen langs de bosrand. In de winter hebben we voor misschien wel dezelfde specht onze pindavoedersilo aangepast. We hebben er een stuk hout van onder aan gezet, zodat hij een steunpunt had voor de staart. Misschien danken we daaraan de eer van dit nest!
Vanmorgen zag ik de ekster rondscharrelen bij het spechtengat en ik moet bekennen: ik heb hem weggejaagd. Een volkomen willekeurige daad, waarmee ik de eksterjongen een smakelijk hapje specht heb onthouden.

maandag 23 mei 2011

Paalscholver


Op zondagmorgen zijn wij bijna de enigen, die in een normaal tempo door bos en duin voortbewegen. Nou, ja, normaal…onze oude hond Bonnie en ik doen het kalmpjes aan, vooral als we op de strandovergang helling op gaan. Helling af gaat Bonnie in telgang weer voor me uit. Ze ziet er van achteren uit als het rode plastic olifantje dat we vroeger hadden. Als je het op een vlakke helling naar beneden zette ging het helemaal vanzelf lopen waggelend naar links en naar rechts.

Alle anderen joggen, lopen hard, in felle rode en roze kleuren en een geurwolk van wasverzachter en deodorant. Je hebt de dames, die zich niet te moe maken zodat ze er nog volop bij kunnen kletsen en je uitbundig goedemorgen wensen. De oudere heren, die rood aangelopen maar amper een goedemorgen er uit kunnen persen, de geoefende atleten in een strak zwart pak, die met prachtige lange gebruinde benen en in soepele tred passeren met een professioneel knikje.

Op het strand gun ik mijn inmiddels pijnlijk gespannen beenspieren even rust door op een hooggelegen paaltje van het paalhoofd uit te rusten. Mijn favoriete moment is het hoogtij, als het water tot vlak voor mijn voeten golft. Heerlijk, die malse geluiden van het af en aan wevende water.
Op de kop van het paalhoofd op de linker hoge paal staat een aalscholver met zijn vleugels wijd, alsof hij zo van een wapenschild is gestapt.

Toen God de watervogels schiep mochten ze kiezen. Of ze kregen een vetklier bij hun stuitje waarmee ze hun verenpak vet konden houden, zodat ze niet nat en koud konden worden. Of ze kregen geen vetklier, maar konden dan wel heel diep duiken naar vis.
Bijna alle vogels kozen voor het vette verenpak, alleen de aalscholver, die wou diep kunnen duiken. Dus moet hij na een duik z’n verenpak in de wind en de zon wijd uitgespreid laten drogen.

Als mijn rug na een paar minuten aangeeft lang genoeg gezeten te hebben zonder ondersteuning loop ik terug naar de trap over de duinen, waar een puffende rode man met kopkleppen op omhoog, omlaag en weer omhoog spurt.
Bonnie en ik laten hem voorbij komen, als we halverwege staan uit te rusten, eh, van het uitzicht genieten. De aalscholver vliegt alweer en vormt een zwarte pijl die in het zeewater schiet op zoek naar vis.

zondag 22 mei 2011

Schoon schrift


Gisteren kreeg ik van ons regionale dagblad de PZC een pen opgestuurd wegens meer dan 15 jaar trouwe klandizie. Hij is zilverkleurig en precies goed van dikte voor mijn stramme vingers. Om te kijken hoe hij schrijft krabbelde ik iets op de envelop.
Toen drong tot me door hoe weinig we meer schrijven met een pen en hoe een handschrift daar onder lijdt. Het mijne tenminste. Totaal geen vloeiend schrift meer, hotseknots geschreven letters die in alle richtingen wijzen.

Af en toe een voor anderen onleesbaar boodschappenlijstje of een verjaardagskaart, waar ik extra mijn best op doe, meer schrijf ik niet met de hand. Alle teksten komen nu op zacht rammelende toetsen tot stand.
Aan het begin van mijn beroepsleven tikte ik met aanzienlijk meer kracht op de hamers van typemachines, die nogal eens met elkaar verstrengeld raakten. Tussen de vellen zat dan een carbonpapiertje. Corrigeren ging met witte lak. Niks kopieermachines of printers of mail, een koerier kwam de teksten ophalen.

En, op gevaar af heel oud te lijken, mijn schrijfcarrière begon op de lagere school met een inktpotje met schuifje rechts boven in de hoek van de lessenaar en kroontjespennen, waarvan de puntjes altijd heel snel krom gingen staan. Eindeloos reeg je letters met vloeiende lijnen aan elkaar tussen de lijntjes. Om het teveel aan inkt af te vegen had je inktlappen, zeemleren lapjes, de rijkere kinderen kochten ze bij V en D met een leuk figuurtje er op. Ik had er een van stukken zeem door mijn moeder aan elkaar genaaid. En altijd blauwe inktvingers.

Even mezelf tot de orde roepen, zoals we in ons gezin zeggen als iemand het over “die goede oude tijd” gaat hebben: “Moet je de maan zien, opa!” “Ja, jongen, mooi, maar je had hem voor de oorlog moeten zien!”

Benieuwd wat ik van de PZC krijg als ik over een paar jaar een kwart eeuw klant ben!

dinsdag 17 mei 2011

Senuwelijer

Als een foltering snerkt de pijn door het binnenste van mijn linkeroor dzjing, dzjing, gecombineerd met felle scheuten over de linkerhelft van mijn schedel, zelfs mijn haar doet pijn. Het geheel wordt begeleid door een strakke pijn in mijn linkerkaak en een dikke keel die van elke slikbeweging een hachelijke onderneming maakt. De lymfeklier aan de linkerzijkant van mijn hals lijkt op een ei dat ik in zijn geheel heb doorgeslikt en dat daar is blijven steken.
Een klassiek beeld, constateert de huisarts vrolijk, en schrijft antibiotica voor.

En dat allemaal omdat ik op een spin ben gaan liggen.

Pardon? Ja, u leest het goed, ik ben niet aan het hallucineren, niet overgestapt op fictie of horror, het is echt begonnen tien dagen geleden met zeven pijnlijke bobbels onder op mijn achterhoofd.
Insectenbeten, stelde de huisarts toen vast.

Wat er waarschijnlijk gebeurd is: zaterdagavond ben ik als gewoonlijk op de bank in de tuinkamer gaan liggen. Mijn hoofd raakt het kussen precies op de rand waar later de insectenbeten gevonden worden. Een spin, misschien wel de uiterst giftige langpootspin of trilspin, of een wants of een ander beest heeft klemgezeten tussen mijn schedel en het kussen. Waar ze normaal gesproken niet door mensenhuid heen kunnen bijten, is het in de felle noodreactie en door de tegendruk van mijn hoofd dus wel gelukt. Zeven keer. Op een plek waar weinig tot geen vlees zit, dus ook weinig doorbloeding is, waardoor het zenuwgif moeilijk afgevoerd kon worden.

In de loop van de dagen erna is mijn afweersysteem over zijn toeren geraakt door de lichaamsvreemde stof. Met bovenomschreven resultaat.

Ironisch genoeg gebeurde dit bijna tegelijk met de publicatie van het blog, waarin ik de manier waarop wij met beestjes omgaan, en dan met name de teken, buiten verhouding angstig genoemd heb.
Ik moet bekennen dat die nonchalance nu even ver te zoeken is. Ik geloof dat ik me aansluit bij de leden van de boeddhistische orde, die met bezems de grond vegen voor hun voeten. Dat doen ze, zeggen ze, om geen diertjes dood te trappen.
Nou, ik weet nu nog een reden…

Het zal wel weer overgaan.

vrijdag 13 mei 2011

Boze tongen

Waarschuwing: kan schokkende elementen bevatten!

Eenacter:
Situatie: lounge van sjiek hotel-restaurant. Twee heren met embonpoint in leunstoelen voor de open haard met een “mooie” cognac en sigaar na zakendiner (declaratie: 125 euro per persoon exclusief wijn).

“Amice, zullen we tot slot nog even wat zaken afregelen? Heb jij de lijst bij je?”
“Ja, natuurlijk, eens kijken, we hebben er al heel wat gehad. De jong-gehandicapten, natuur- en milieuclubs, die Bleker doet dat meesterlijk hè, de theaters, huurders, muziekscholen, zorg, kunstenaars, studenten, ontwikkelingssamenwerking, vredesmissies, de pgb-ers, onderwijs, uitkeringen…
Heb je gehoord van die truc van de UWV? Die betalen gewoon hun uitkeringen 10 dagen later en zegt dan dat dat niet uitmaakt voor de uitkeringstrekkers! Goed, hè, levert miljoenen op!”
“Ja, en dan tonen ze nog hun begrijpende gezicht door het te doen vlak nadat de mensen hun vakantiegeld hebben gekregen, kunnen ze daarmee zelf het gat dichten.”
“En geen linkse haan die er naar kraait. Dat stemt me hoopvol voor ons nieuwe project, ook zo geniaal bedacht. We laten de lagere en middeninkomens gewoon zelf betalen voor de cultuursector door een loterij uit te schrijven. Werkt geheid, je speelt in op de oerbehoefte van de mens: geld. Je schrijft wat matige geldprijzen uit en de rest is gewoon subsidie die wij niet hoeven te betalen.”
“Dat sluit ook mooi aan bij onze vraag om meer kansspelen, dat brengt pas geld in omloop en dat moeten we hebben. Daarnaast kunnen de bijstand en WW omlaag. Dat is goed te verkopen nu er zo veel werklozen bijkomen met al die ontslagen, het wordt onbetaalbaar anders. Denk je dat de tijd al rijp is voor de zesdaagse werkweek en vermindering van vakantiedagen, of moeten we even wachten tot de. pensioenleeftijd omhoog is.”
“Dat lijkt me beter dan werken we ondertussen stilletjes aan het verbeteren van het klimaat.”
“Eh…o, bedrijfsklimaat bedoel je, je laat me even schrikken. Ja, de vennootschapsbelasting kan flink omlaag, meer subsidies naar bedrijven en de topsalarissen moeten nu toch stevig stijgen, niet met die armzalige 15 procent van vorig jaar.”
“Wordt aan gewerkt. Heb je trouwens de nieuwste spot van de VVD gezien: wij stellen orde op zaken in Nederland, of zoiets, goed gevonden, toch.”

NB. Elke gelijkenis met bestaande personen, situaties, partijen of visies berust op waargeschreven krantenartikelen.

dinsdag 10 mei 2011

Afdaling

Er zijn niet veel televisiebeelden, waarvoor ik mijn ogen afwend.
Of eigenlijk, als ik er over nadenk, toch wel: vechtpartijen, operaties, vieze beelden, moorden, penalty’s na twee verlengingen, ik hoef het niet allemaal te zien.
En dan heb je nog spannende episodes, waarbij ik mijn handen voor de ogen doe, maar tussen de vingers door blijf kijken. Alsof het dan minder eng is.
Maar in mijn top vijf van allerengste beelden staan zeker de verslagen van afdalingen bij wielerwedstrijden.

We kijken graag naar wielerwedstrijden, vooral als onze favoriete Franse streken voorbij komen met af en toe een mooi helikoptershot. Het liefst volgen we de reportages op de Belgische televisie, daarvan vinden we de commentaren gemoedelijker (sorry Mart Smeets). Maar bij afdalingen heb ik altijd iets dringends te doen in de keuken, doodeng, die snelheid, die kwetsbaarheid, een steentje, een vleugje olie, het kan zo maar fataal zijn.

Gisteren heb ik voor het eerst een radioverslaggever huilend zijn verhaal horen doen. Het was op de Belgische radio vlak na de bekendmaking dat Wouter Weylandt, een boom van een vent, 26 jaar, bijna vader van zijn eerste kindje, de val bij een afdaling niet had overleefd in de derde etappe van de Giro, de etappe die hij precies een jaar geleden won in Middelburg.

Ik herinner me de prachtbeelden nog, de sliert kleurige fietsers over de Zeelandbrug en de dammen, de blauwe lucht en de glinsterende zee. Ik was trots op ons mooie Zeeland, het was een feestelijke dag.

En dan nu, zo veel droefenis, het ongrijpbare contrast tussen sport, jeugd, kracht en de meedogenloze dood.
Stilletjes, onder het aardappelschillen, huilde ik mee met de verslaggever.

maandag 9 mei 2011

Wachten op regen

Gisteren ’s ochtends, zondagochtend, het gras gemaaid (let’s kill the daisies) geheel tegen onze gewoonte en behoefte in om de zondag als rustdag te respecteren.
Reden: het weerbericht.
Het gazon en een aantal planten smachten naar het zilveren vocht. Als je je oor te luisteren legt bij de brede droogtescheuren in de grond kun je het vast horen.
En…na een uitvoerige studie op diverse buien- en andere weersites…ja, er werd na vele weken droogte regen voorspeld! Onweersbuien zelfs. Inderdaad zag je de wolken in de verte aankomen. Ze hingen nog in het zuidwesten, maar het zou om 13 uur laag tij zijn en dan kwamen de buien vast “met het water mee”. Hoewel ik geboren ben in Brabant, voel ik me echt een Zeeuw, als ik eb en vloed zo in het dagelijkse leven invlecht.
’s Middags zongen de merels uit volle borst en dat vonden we een goed teken. Nu de koekoek nog, zeiden we, en jawel vijf minuten later klonk ook zijn regenvoorspellende roep. Bovendien had ik expres de was buiten gehangen, vanuit het statistische gegeven, dat die vaak, als we even niet opletten en hij bijna droog is, natregent. Het kon eigenlijk niet mis gaan, maar toch: niks.
’s Avonds was het nog lekker buiten, maar we haalden alle kussens vroeg naar binnen, want nu zou het toch wel komen. Op een paar spetters na bleef het droog. Bij het slapen gaan verheugde ik me al op het tikken van regendruppels op het dak.
In bed zag ik een scène voor me uit de film Jean de Florette. Jean erft een huisje op het platteland in de Provence. Hij trekt er heen met zijn gezin en weet een aardig bestaan op te bouwen met het verbouwen van groente en het kweken van konijnen. Tot een heftige droogte alles dreigt teniet te doen. Met een ezeltje ploeteren ze dagelijks door de witte hitte begeleid door snerpende cicades om water uit een bron te halen. Tot op een nacht donderklappen Jean uit zijn slaap halen. Buiten verlichten felle bliksemschichten de eerste dikke druppels in het stof. Jean is buiten zichzelf van vreugde, maar ziet dan de wolken en de regen over de hellingen verdwijnen.
Vanmorgen jubelden de vogels over onze droge tuin. Maar er hingen veelbelovende grijze wolken. Toen ook die wegsmolten en vrij baan gaven voor weer een prachtige, zonnige dag, nam ik mijn verlies.
Met twee, drie, vier gieters verleende ik eerstewaterhulp bij slaphangende planten.
Een sproeier zetten druist tegen mijn zuinige, anti-drinkwaterverspillende aard in.
Bovendien…voor morgenochtend worden flinke buien voorspeld!

zondag 8 mei 2011

Buiten verhouding


“Jasses, het is een beest”, roept de buurvrouw.
Ze tilt haar rechterbeen op en plet het ongedierte met de bal van haar rechtervoet.
Haar snelheid en precisie doen routine vermoeden.
De vloerbedekking is hoogpolig en licht van kleur. Het beest een grijsglimmend bolletje, een met donkerroodbruin bloed volgezogen teek.
Op de betreffende plek ligt sindsdien een kleedje.

J. is meer dan tien jaar geleden besmet door een teek. Zijn hartklachten zijn daar vermoedelijk onder meer de gevolgen van. De gevaren van besmetting met Lyme door tekenbeten zal ik nooit onderschatten. Maar met lange mouwen en pijpen en dichte schoenen aan, en een dagelijkse controle, kan er eigenlijk weinig misgaan. Zeker als je op de paden blijft en niet zoals J. de hoge graslanden doorstruint (daar kan je hem met geen tien paarden vandaan houden, wat overigens onlangs een nieuwe populatie van de Grote vosvlinder heeft opgeleverd (foto)!).

Met verwondering zie ik hoe buiten verhouding groot de angst kan zijn voor beesten en teken in het bijzonder. “Ik kom wel op visite, maar ik laat de kinderen thuis, jij hebt zo’n grote wilde tuin, daar zitten vast teken”, zei een collega.
Het was dan ook te voorspellen dat de teek vorige week met voorsprong won bij de verkiezing van het meest gehate dier.

We zijn niet meer gewend om te gaan met risico’s in het algemeen, en natuurlijke gevaren in het bijzonder. We hebben onze inentingen, verzekeringen, gifspuitbussen, versteende tuinen, weeralarm. Met bleekmiddelen en mierenlokdoosjes weren we enge kriebels en bacterieën uit ons huis.

Het gekke is, in de zomervakantie stellen we straks onze eigen bloedjes van kinderen in een volgepakte auto met een slingerende caravan erachter en een vermoeide pa achter het stuur bloot aan gevaar op overvolle wegen.

Er is kennelijk groot gevaar en klein gevaar. Voor het laatste zijn we het meeste bang.

vrijdag 6 mei 2011

Wandelen 2


Mijn belevenissen buiten de deur beperken zich grotendeels tot wat ik op de dagelijkse wandeling meemaak. Dat lijkt saai, en is het soms ook, maar er zijn wandelingen bij…
Gisteren banjerden we over ons kleine paadje naar het voetpad, een tocht die in deze tijd van het jaar vaak afgelegd moet worden met een vuilniszak voor de benen als het fluitenkruid nat is. Met de huidige extreme droogte is dat niet nodig. Wel dekt J. de lenzen van zijn verrekijker af tegen de druppeltjes plakkerige honing.

Op het voetpad ontmoeten we al meteen een van onze “wandelkennissen”, alles bij elkaar een groep van zo’n dertig mensen al dan niet met honden, waar we regelmatig een praatje mee maken. Hij vertelt ons vrij abrupt dat hij een ernstige ziekte heeft, maar dat de chemobehandelingen bijna afgerond zijn. We schrikken ervan, horen hem aan en wensen hem veel sterkte. Meer kan je op zo’n moment niet doen.
Verder wandelen we, genietend van het lage morgenlicht tussen de bomen op het meer dan manshoge fluitenkruid.

Opeens, als ook bij mij doordringt dat ik een bijzonder vogelgeluid hoor, een geluid dat me bekend voorkomt maar dan in Zuid-Frankrijk, schreeuwt J. “Een wielewaal!” om vervolgens volkomen overbodig te mimen en gebaren “Het zijn er twee”. De welluidende beetje droevige klanken galmen door het bos, we krijgen de bijna tropisch ogende geelgroene vogels jammer genoeg niet te zien.

We vangen een verloren gelopen Bernersennenhond op en wijzen hem welk pad zijn bazin genomen heeft.

Op het nu stoffige zandpad is het moeilijker de reeënsporen te zien dan in de modder (foto), maar meestal lukt dat wel, en met veel geluk zelfs een of twee reeën in levende lijve, altijd een magisch moment.
Voor ons uit een konijn, hij ziet ons en gaat redelijk op zijn gemak de duinen in. Roef trekt aan de riem en keft zijn speciale jachtblafje.
Hoog boven onze hoofden escorteert een groep kraaien een havik hun territorium uit. De zwartkop tettert onze oren doof met zijn welluidende, maar erg harde liedje om vervolgens in een struik vlakbij zijn alarmroep te laten horen: een geluid alsof iemand twee steentjes hard tegen elkaar ketst.
Ja, ja, we gaan al.
Hoezo saai?

dinsdag 3 mei 2011

Mistral


Een etentje bij een restaurant is voor ons nog steeds een bijzondere gebeurtenis.
Je trekt wat moois aan en verheugt je op een avond lang culinair genieten en goede gesprekken. Een enkele keer gebeurt het wel eens, dat het hoofdgerecht wordt opgediend, terwijl je de laatste lepel soep nog moet wegslikken en dat ze bij het opdienen van het dessert al vragen of je nog koffie wil. In nog geen anderhalf uur sta je beteuterd buiten met nog een hele avond voor de boeg.

Zo’n lente hebben we nu.

Het is 3 mei en de blauwe regen laat zijn bloemblaadjes al vallen!
Bloesem is weg, de lammetjes lijken al schapen, de koekoek, zomertortel en gierzwaluw zijn al gesignaleerd.
Ik bivakkeer in mijn hoekje onder het rieten afdak en kom bijna niet meer binnen.
Het is al weken zonnig en de koude, harde wind uit het oostnoordoosten lijkt zelfs op de Zuidfranse mistral compleet met hardblauwe, bijna paarse lucht en scherp licht. In het gazon gapen grote droogtescheuren, dus ik wacht nog met het maaien van het gras (door ons ook wel “killing the daisies” genoemd).
Onze nog voornamelijk groene tuin wordt met de dag weelderiger. Het tuinonderhoud bestaat simpel uit het in evenwicht houden van een groot aantal woekerende plantensoorten.

Een beschrijving van deze planten en onze tuin laat zich het best uitvoeren in klanken, de klanken van de plantennamen:

Maagdenpalm, vrouwenmantel, vrouwebedstro, marjolein, iris,
robertskruid, spoorbloem, valeriaan, wederik, gele plomp, moerasvergeetmeniet, zevenblad, lis, dotterbloem, gele dovenetel, wilgenroosje, smeerwortel, stokroos, varen, geranium,
slangenlook, hondsdraf, wolfsklauw, snoekkruid, wolfsmelk, paardenbloem.

En om weer culinair te eindigen:
zuring, venkel, munt, lookzonderlook, citroenmelisse, salie, lavendel, tijm, perzikkruid.