dinsdag 9 augustus 2011

Voor één keertje dan

De honden uitlaten. Pees in linkervoet doet veel pijn, maar hopelijk loop ik dat er uit. Lukt niet zo. Drie mensen met twee honden lopen me op het bospad tegemoet. Aardige mensen, met wie ik graag een praatje maak, maar ze blokkeren de doorgang en dat maakt me licht paniekerig. Als er een beetje ruimte komt slip ik erdoor en we geinen en kletsen een paar minuten. Veel korter dan ik zou willen, veel langer dan ik eigenlijk kan. Ze lopen door. Mijn benen voelen als ijzeren staven met prikkeldraad eromheen. Ik kan wel janken. Lopen, zitten, liggen, het kan eigenlijk allemaal niet. Alleen met de honden zet ik een paar stappen op het pad, met stijve benen, en dwars door de pijn heen ga ik verder.

Door deze ervaring wil ik doen wat ik altijd probeer te vermijden: klagen. Of minder negatief: onder woorden brengen waar ik in het dagelijks leven tegenaan loop met dit gemankeerde lijf.
Men zegt tegen iedereen die tegen beperkingen aan loopt “je moet je richten op wat je nog wel kan”. Zit wat in, maar er zijn dagen dat zo’n opmerking me hels kan maken.
Ik ga nu eens opsommen wat ik NIET kan. Staan, zo maar staan op beide benen, in een rij, voor een etalage, om een praatje te maken, bij een buffet, om gasten uit te zwaaien, om appels te plukken, gewoon staan, dat levert al na een halve minuut flinke trillingen op in de benen, het gevoel te zullen vallen, pijn in been- en voetspieren die verkrampen om toch overeind te blijven.

Stabiliteit zoeken in een ander deel van mijn lichaam met krukken of rollator is geen oplossing, want door mijn andere probleem, de bindweefselzwakte rond vooral de gewrichten, zijn schouders, ellebogen, polsen, vingers al permanent overbelast. Stijf, soms pijnlijk en dik door bindweefselzwellingen (en artrose, maar dat is een apart probleem).
Diezelfde bindweefselzwakte doet zich voor in bijna alle tussenwervelschijven, waardoor ook zitten alleen kan met hulpmiddelen. Een kussen om op te zitten, eentje in de onderrug en een voetenbankje om de lage rug uit elkaar te trekken. En drie keer per dag een half uur plat om de tussenwervelschijven de kans te geven weer wat vocht op te nemen.

Lopen kan, maar alleen als ik tamelijk snel de ene voet na de andere op de grond kan zetten, zodat de belasting per voet steeds maar even duurt. Slenteren is dus niet te doen. En het kan alleen dankzij de orthopedische, lompe schoenen die ik altijd aan moet. Fijn joh, ik hoef nooit meer schoenen te kopen! Behalve die schoenen heb ik ook een zilveren spalk, een dikke ring, die ervoor moet zorgen dat mijn vingers niet verdraaien en krom gaan staan.
Mijn enkels en knieën zijn dik van de zwellingen en de posturele spieren, de spieren die nodig zijn om te staan, zijn superhard en bobbelig als een wasbord. Gelukkig heb ik een fysiotherapeut die wekelijks probeert de schade te beperken.

Mijn lijf kost me permanent heel veel energie, waardoor ik bijna altijd moe ben en heel zorgvuldig mijn dagen moet plannen. De nachten kunnen heel onrustig zijn door de pijn en vooral de krampen in de aanhechtingen van spieren aan het borstbeen zijn heel pijnlijk en beangstigend.

Natuurlijk…ik heb bezigheden gevonden waar ik veel voldoening uit haal. Lezen, schrijven, zomaar genieten in de tuin, of aan het strand, mediteren, kletsen met lieve mensen die op bezoek komen, koken en bakken (en eten niet te vergeten…).
En als ik eens wegga, naar de film, uit eten of op visite, neem ik gewoon de spullen om te kunnen zitten mee, zo nodig inclusief een complete stoel.
Maar soms…soms vliegt het me aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten