woensdag 20 april 2011

Joie de viever


Het kikkerkoor Joie de Viever is met de repetities begonnen.
Nu het zo vroeg zomer is, hoor je regelmatig een of twee van de ongeveer 20 groene kikkers in de vijver opstarten, vaak als reactie op het gebrom van een vliegtuig, en dan vallen de anderen in. Eventjes nog maar alsof ze willen waarschuwen: Wacht maar, binnenkort moeten ’s nachts de slaapkamerramen dicht!
Je doet er niks tegen. In een malle bui hebben we wel eens geopperd om met een stok en een spijker de kwaakblazen door te prikken. Mensen die oppasten tijdens onze vakantie werden er zo mesjokke van, dat ze een emmer pakten, met veel moeite een aantal kikkers vingen, vervolgens een emmer met deksel zochten, waar ze niet uit konden springen, en zo hebben ze uiteindelijk zes kikkers een heel eind verder in een poel geknikkerd. Volgens ons waren de kikkers zo’n beetje eerder terug dan zijzelf, want ze zijn erg honkvast.
Dat blijkt ook uit het ieder jaar weer mysterieuze en indrukwekkende fenomeen: de paddentrek. Op de eerste warmere avonden van het jaar komen de padden, die in deze vijver geboren en getogen zijn na een winterseizoen lang ergens onder een steen of hout of bladeren doorgebracht te hebben, allemaal tegelijk terug. Ook dit jaar weer werden de eerste paddenlenteboden gesignaleerd en ’s avonds toog ik op mijn tenen met een zaklamp de tuin in, min of meer verwachtend te moeten zigzaggen tussen de waggelende padden. Niet dus, geen een. Terug naar binnen, de smoor in, er lag alleen een dor blad op de stenen. Dacht ik. Maar toen ik er een duwtje tegen gaf, sprongen we allebei een eindje de lucht in, de pad en ik.
De kikkers zijn gek genoeg allemaal mannetjes in onze vijver. En wee het vrouwtje dat hier per ongeluk in terecht komt. We hebben wel eens met stijgende ongerustheid toegekeken hoe zich binnen een paar minuten een knoedel mannetjes om een vrouwtje heen vormden waardoor ze dreigde te verdrinken. Toen we het niet meer konden aanzien hebben we een riek gepakt en voorzichtig de knoedel uit het water getild in de hoop dat hij uit elkaar zou vallen. Dat viel nog niet mee, een aantal kikkers hield vast, soms met maar een poot. Toen er nog maar een paar mannetjes op het vrouwtje zaten, sommigen met hun uitstekende lange springpoten tussen de tanden van de riek, lieten we ze los in de vijver en het vrouwtje kon zich losmaken en vluchten.
Volkomen vruchteloos kwaken de kikkers dus de lenteweken door. Ze hebben verschillende soorten kwaken, een om vrouwtjes te roepen en een om het andere mannetje dat bij gebrek aan beter op hun rug klimt te vertellen dat hij op moet zouten. Hun blazen zwellen ritmisch op en vaak spuiten ze van achter een straaltje vloeistof. J. zegt dat onze vijver zo een grote poel kikkertestosteron aan het worden is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten