zondag 6 maart 2011

Baring

Voorovergebogen op mijn knieën als een Moslim naar Mekka, lig ik voor de kachel op een matras. Zo klein mogelijk gemaakt, afgesloten van alles en iedereen vecht ik tegen de weeën. Mijn lichaam nog nat van het bad waaruit ik gevlucht ben, toen de weeën al te sterk werden, met alleen een T-shirt aan. Naar voor en achter schommel ik snel, sneller, steeds sneller naar het hoogtepunt van de wee-golf. Een reusachtige hand omkrampt krachtig mijn hele lichaam. Tegelijk wordt mijn buik, centrum van mijn wereld, als een ballon opgeblazen, steeds verder en verder bij iedere wee. In een kooi van pijn knok ik om boven het niveau van de pijn te blijven, steeds iets krachtiger te zijn dan de weeën.
Slechts in korte vlagen ben ik mij bewust van de zachte muziek van Vivaldi, het gedempte licht, de bezorgde aanwezigheid van Jan. Onze kamer, zorgvuldig veranderd in een sfeervolle kraamkamer, bestaat voor mij alleen nog maar uit dat plekje van verkreukte lakens op een matras. Met mijn vuisten tegen mijn ogen gedrukt zie ik alleen een zwarte duisternis met daarin vuurrode bollen. Mijn geest is helder als een gletsjervlakte, waarop ik worstel om naar boven te komen. Ik hoor alleen mijn ademhaling en merk ineens, dat ik lig te puffen, zoals je bij zwangerschapsgymnastiek de persweeën leert weg te blazen…Persweeën?...”Bel de dokter!” weet ik tussen twee wee-golven in uit te brengen.
Enkele seconden of uren later, mijn gevoel voor tijd is geheel verdwenen, merk ik dat achter me de dokter zijn instrumententas staat uit te pakken. Hij toucheert en zegt verbaasd “ongelooflijk, je bent helemaal ontsloten, je kunt gaan persen!”
Mijn God, persen! Wat is dat, hoe moet dat, omlaag duwen, de baby moet eruit! De baby, ik ben een baby aan het krijgen!
Vertikaal…de zwaartekracht…op mijn knieën…nee, op de emmer…nee toch op mijn knieën…dit hou ik niet vol…Jan mijn benen, wrijven! Op handen en knieën wacht ik, iedere vezel van mijn lichaam klaar om te werken. Mijn ogen volgen de paarse figuurtjes van het overgordijn. Daar komt er weer een!
Grommend span ik al mijn spieren om met de aanzwellende wee mee te persen, te persen, te persen. Nu voel ik het hoofdje duwen, vasthouden, vasthouden o nee, nee het glipt weer terug. Nog eens en nog eens. “Duwen…duwen…zuchten…duwen!” schreeuwt de dokter. Er zal toch niets mis zijn?
“Doorduwen” ja maar de wee is weg, “doorduwen”, ik kan niet meer, “doorduwen”, een brandende, scheurende pijn. Dan…een bevrijdend geglibber en zacht, klaaglijk huilen. Ik kijk om, til mijn been over de dikke, grijsblauwe navelstreng en zie daar een grijsroze jongetje liggen. Mijn kleine zoon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten