zondag 6 maart 2011

Lezen

Ik kijk hoe Jan leest. Vreemde bezigheid…lezen. Zijn ogen glijden snel heen en weer zijn vingers gestrekt tegen zijn wang. Ongeveer drie regels voor het eind van de bladzijde zakt zijn hand langzaam naar beneden, hij slaat de pagina om en de vingers nemen hun beginpositie weer in. Dat alles gaat in een redelijk tempo, het is een klein boek met vrij grote letters.
Hij zit vlak bij me, mijn voet raakt bijna zijn knie, maar tegelijk is hij mijlenver weg. In een gevecht gewikkeld, of een hartstochtelijke vrijpartij, aan het andere eind van de aardbol of op een andere planeet. Dat laatste is tamelijk waarschijnlijk, want het is een science fictionboek.
J houdt daarvan, ik niet. Te ver weg, te vreemd om me daarin te kunnen verplaatsen.
J kan dat wel. De letters vormen via zijn ogen verhalen in zijn hoofd, beelden, gesprekken, acties, hij moet er af en toe van zuchten of grinniken.
Tot hij, plotseling, het boek dichtklapt, weglegt en staart naar de bergen die roerloos de middaghitte verdragen. Hij ziet ze niet, nog niet, de letterbeelden zijn nog niet vertrokken.
Wacht maar tot die cirkelende roofvogel in zijn blikveld komt. Weg verhaal.