zondag 6 maart 2011

Op het nippertje

Haar tranen mengen zich met het water uit de douche en stromen over haar enorme buik. Geméén is het. Kwaad is ze, op iedereen en de dokter en de gynaecoloog in het bijzonder. Zo irritant kalm als de stem van de dokter net klonk door de telefoon:
- Het spijt me, ik heb mijn best gedaan, maar de gynaecoloog vond het onverantwoord nog langer te wachten. Je wordt over drie kwartier in het ziekenhuis verwacht.
Ze had nog wat tegenwerpingen gestameld, die niets uithaalden en dof dreunde in haar hoofd haar droom uit elkaar. Ze zou niet thuis bevallen.
Negen maanden lang hadden Jan, haar man, en zij er alles voor over gehad om thuis te bevallen, om een herhaling van haar afschuwelijke eerste bevalling in het ziekenhuis te voorkomen. Tot nu toe was alles goed gegaan. 23 Augustus was ze uitgerekend, maar ze had het gevoel dat de baby eerder komen zou. Ze wachtte. Overdag in een ligstoel in de tuin, want het was een warme zomer. ’s Avonds ruimde ze alles op, want misschien vannacht…’s Nachts wachtte ze, lettend op ieder pijntje. ’s Ochtends, teleurgesteld, begon ze aan een nieuwe warme dag, uitputtend door haar logge lichaam. Ze wachtte. Dan plotseling…de slijmprop kwam vrij! Eindelijk gebeurde er iets. Maar de dagen gingen voorbij en het wachten duurde voort. Ook 23 augustus bleef leeg op de verjaardagskalender.
Twee dagen later voelde ze warm vocht langs haar benen stromen. Vruchtwater! De vliezen waren gebroken, nu zou het echt gaan beginnen. Maar weer…wachten. 48 Uur na het breken van de vliezen moest officieel de bevalling worden ingeleid, omdat er gevaar bestond voor infectie. De huisarts, die voor controle langskwam, beloofde uitstel te vragen. Ze hadden daar alle vertrouwen in. Tot het telefoontje kwam dat alle hoop verbrijzelde.
Zwijgend zitten ze in de auto. Buiten schijnt de zon, de mensen op straat weten van niets. Als Jan de auto parkeert bij het ziekenhuis en het contactsleuteltje eruit trek, is haar eerste paniek voorbij en zegt ze kalm, maar vol strijdlust – We laten mijn spullen hier liggen. Ik wil niet naar de opname, eerst ga ik met de gynaecoloog praten.
Binnen komen ze terecht in de routine van het ziekenhuis, die haar, net als de eerste keer, overvalt en het verstikkende gevoel geeft in een draaimolen te zitten en er niet uit te kunnen.
Ze wordt in een verloskamer op een bed gelegd en met banden om haar buik vastgekoppeld aan een machine, die de harttonen van de baby registreert met doffe “plokplok”-tonen, net iets sneller dan haar eigen hartritme, waardoor ze zich nog meer opgejaagd voelt. Van nu af aan zullen dokters met meer belangstelling naar die machine dan naar haar kijken.
Zij babbelt, pleit, legt uit aan de verpleegsters dat ze niet wil blijven en waarom. Deze reageren nauwelijks, blijven op een afstand, vertellen globaal wat haar te wachten staat. In ieder geval moeten zij en de baby een week blijven, een “routinemaatregel in zulke gevallen”. De paniek in de ogen van Jan wordt bij dit bericht nog groter. Hij ijsbeert met grote stappen rond het bed en verbijt zijn woede.
Ze worden alleen gelaten. Ze moet een half uur op het apparaat aangesloten blijven. En nu ze geen actie meer voeren kan, tot nietsdoen gedwongen wordt, krijgt ze het vreemde gevoel door een soort tijdmachine terug in de tijd geplaatst te zijn. Alles is hetzelfde als ruim twee jaar geleden. De kamer, het bed, de plokplok-geluiden, de geuren, zelfs het weer is hetzelfde.
Alleen weet ze nu wat er toen komen ging:
Haar weigering toen de dokter een infuus wilde aanleggen, omdat hij vond dat er geen schot zat in haar weeën. Zijn gepikeerdheid bij zijn vertrek, die alleen maar groter was toen hij een paar uur later weer werd opgeroepen, omdat ze persweeën had (het was zaterdagavond). De ijzige sfeer waarin ze zonder enige hulp zwoegde en martelde om de baby eruit te krijgen. Hun wensen ten aanzien van de behandeling van de baby werden arrogant genegeerd. Tot overmaat van ramp bleek de baby (daardoor?) vocht in zijn longen te hebben en hij werd meteen bij haar weggehaald. Op drie plaatsen werd geprobeerd bij hem een infuus aan te leggen en hij werd met vastgebonden handjes in een couveuse gelegd. Kortom: van al hun ideeën over de bevalling en de behandeling van hun pasgeboren kind was het tegendeel werkelijkheid geworden. Dat zou hen nooit meer overkomen!
En daar zitten ze toch weer. Zwijgend, ieder verzonken in dezelfde herinneringen, luisteren ze naar de harttonen van hun baby. Plok…plok…plok…Verder geen geluid. Alsof ze zijn afgesneden van de wereld, de verloskamer een vlot waarop ze ronddobberen in een zee van angst en kwaadheid.
Eindelijk…voetstappen! Het snerpende geluid van rubberzolen op zeil. Gespannen wacht ze af. Het lijkt of ook het plokplok-geluid opeens sneller gaat. Als de deur opengaat is ze verbaasd een andere dokter te zien dan toen. Het is een kleine Chinese man met kort stekeltjeshaar. Het afgelopen half uur vol onrust en angst spat vanuit haar binnenste uiteen in een gloedvol betoog, dat de arts fronsend aanhoort, terwijl hij de banden losmaakt en de grafieken uit de stilgezette machine door zijn handen laat glijden. Als ze niets meer te zeggen weet, haar argumenten zijn uitgeput, kijkt hij haar even peilend recht in haar ogen. Het is een paar lange seconden doodstil…- ik verwacht u morgenochtend hier, klokslag half acht, nuchter! En neemt u deze banden mee dan kunt u ze morgen weer gebruiken. Tot morgen! Hij draait zich om en verdwijnt in de lange ziekenhuisgang.
Even later lopen ze hand in hand naar buiten. Opgewonden en blij knijpt ze Jan's hand bijna fijn. De avondzon is van goud en de bloemenkleuren feller dan ooit.
Een paar uur later wordt thuis na een korte “vrije” bevalling in gedempt licht en met zachte muziek hun gezonde tweede zoon geboren.
De banden uit het ziekenhuis gebruiken ze als slingers…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten